ECLI:NL:RBDHA:2024:1722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser een visum van Frankrijk had ontvangen. Eiser heeft aangevoerd dat hij asiel wilde aanvragen in Frankrijk, maar dat hij te maken kreeg met lange wachttijden en het ontbreken van een tolk, wat hem heeft doen besluiten om Frankrijk te verlaten.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De kern van het geschil betreft de vraag of Frankrijk zich houdt aan zijn internationale verplichtingen ten aanzien van asielzoekers, met name wat betreft opvang en de asielprocedure. Eiser heeft verwezen naar het AIDA-rapport, dat problemen met de opvang van asielzoekers in Frankrijk aantoont. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de situatie van eiser niet voldoet aan de hoge drempel van verregaande materiële deprivatie, die vereist is voor een geslaagd beroep.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38133
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 4 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Frankrijk heeft aan eiser namelijk een visum hebben verstrekt. Het geschil ziet op de vraag of Frankrijk zich houdt aan de internationale verplichtingen tegenover asielzoekers, met name met betrekking tot de opvang en de asielprocedure. Eiser heeft gesteld dat het zijn bedoeling was asiel aan te vragen in Frankrijk, maar dat hij te maken kreeg met lange wachttijden en dat er geen tolk beschikbaar was. Om die reden is eiser uit Frankrijk vertrokken. Verder is verwezen naar het AIDA-rapport, waaruit blijkt dat Frankrijk problemen heeft met de opvang van asielzoekers. Voor een geslaagd beroep moet blijken dat sprake is van een situatie van (dreigende) verregaande materiële deprivatie. [1] Dat houdt, kortgezegd, in, dat stelselmatig langdurig basisbehoeften worden onthouden. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat daar in het geval van eiser geen sprake van is. Dat eiser lang heeft moeten wachten is weliswaar vervelend, maar eiser zal hierover in Frankrijk moeten klagen. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport duidt op opvangproblemen, maar deze zijn niet zo ernstig dat de hoge drempel wordt gehaald. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [2]
2. Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Dit blijkt uit het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
2.Onder meer de uitspraken van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:816, en 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4441.