ECLI:NL:RBDHA:2024:17282

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.2821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De eisers, drie Syrische nationalen, hadden eerder een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Deze aanvraag was op 7 december 2022 ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 28 september 2023 het beroep van de verzoekers gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving. Op 25 januari 2024 dienden de verzoekers opnieuw een beroep in tegen het uitblijven van een besluit, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet-ontvankelijk was omdat de maximale dwangsom nog niet was volgelopen. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan de verzoekers in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2821

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [nummer] ,
allen van Syrische nationaliteit, eisers,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Inleiding

Verzoekers hebben op 7 december 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Verzoekers hebben tegen het uitblijven van een besluit een beroepschrift ingediend. Bij uitspraak van 28 september 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het beroep van verzoekers gegrond verklaard (NL23.28225). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 25 januari 2024 hebben verzoekers wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.
Bij besluit van 30 augustus 2024 heeft de minister aanvraag van verzoekers ingewilligd.
Verzoekers hebben vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
Overwegingen
1. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dat is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Verzoekers hebben eerder, in 2023, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op hun aanvraag van 7 december 2022. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft in een uitspraak van 28 september 2023 dat beroep gegrond verklaard en de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken opgelegd. Wanneer de minister hier niet aan voldoet verbeurt hij een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
5. De rechtbank overweegt dat volgens het landelijk beleid van 25 maart 2020 een opvolgend beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard als het is ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen. [1] Verzoekers hebben het tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen ingediend op 25 januari 2024. Dat betekent dat de maximale dwangsom nog niet was volgelopen.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/beleidslijn-beroepen-niet-tijdig-vr.pdf.