ECLI:NL:RBDHA:2024:17290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
NL 24.19605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in het kader van een visumaanvraag voor kort verblijf

In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken na een besluit van verweerder op 24 mei 2024, waarbij hem alsnog een visum voor kort verblijf is verleend. Verweerder verzet zich tegen de toewijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding, omdat volgens hem verzoeker pas in bezwaar de benodigde stukken heeft overgelegd voor de inwilliging van zijn aanvraag. De voorzieningenrechter gaat hier niet in mee, omdat bij een tegemoetkoming in de aanvraagfase er in principe recht is op proceskostenvergoeding, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder verzoeker niet heeft gewezen op de ontbrekende stukken in de aanvraagfase en hem niet de kans heeft gegeven deze alsnog te overleggen. Dit leidt tot de conclusie dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelt de kosten vast op € 875,-, te vergoeden door verweerder. Tevens kan verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19605

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] , verzoeker
(gemachtigde: mr M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek hangende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 19 maart 2024.
1.1.
Hij heeft het verzoek ingetrokken omdat verweerder op 24 mei 2024 een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift en daarbij heeft besloten verzoeker alsnog een visum voor kort verblijf te verlenen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding op zitting van 27 mei 2024 aan de orde gesteld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen. De gemachtigde van verweerder is verschenen en heeft op het verzoek gereageerd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
3. Verweerder verzet zich tegen een veroordeling van verweerder in de proceskosten, omdat verzoeker eerst in bezwaar de stukken heeft overgelegd die voor de inwilliging van de aanvraag nodig waren. Dat verweerder verzoeker daar niet op heeft gewezen in de aanvraagfase maakt het volgens verweerder niet anders, omdat verzoeker wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde die had kunnen en moeten weten welke stukken overgelegd hadden moeten worden. Ook heeft verzoeker eerder visumaanvragen ingediend zodat hij uit eigen ervaring weet wat er bij een aanvraag van hem wordt verwacht.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
4. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
4.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [2]
Is verweerder aan het verzoek tegemoetgekomen?
5. Verweerder is met het besluit van 24 mei 2024 aan verzoeker gedeeltelijk tegemoetgekomen door een visum voor kort verblijf te verlenen voor de duur van 30 dagen. Gevraagd was een visum voor kort verblijf voor de duur van 90 dagen voor het bijwonen van een festival. In de verlening van het visum heeft verzoeker aanleiding gezien zijn verzoek om een voorlopige voorziening in te trekken. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [3] Verzoeker heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [4] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Dat verzoeker eerst in bezwaar de nodige stukken heeft overgelegd kan niet als zo een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt, aangezien verweerder verzoeker in de aanvraagfase niet erop heeft gewezen welke stukken ontbraken en hem evenmin in de gelegenheid heeft gesteld die alsnog te overleggen. Dat verzoeker in deze procedure hangende bezwaar bijstand heeft gehad van zijn gemachtigde, of eerder al visumaanvragen heeft ingediend, doet daar niet aan af.
6. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient verweerder te vergoeden?
7. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 875,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die verweerder moet vergoeden € 875,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. De voorzieningenrechter wijst erop dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- kan vergoeden. [5] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
2.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
3.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
4.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
5.Dat staat in artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.