ECLI:NL:RBDHA:2024:173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft eiser op 28 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Groningen, heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt uit dat een eiser in het beroepschrift de gronden van het beroep moet vermelden, zoals vereist in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser heeft nagelaten om deze gronden te vermelden, ondanks een verzoek van de rechtbank op 29 september 2023 om dit verzuim te herstellen voor 13 oktober 2023.
Aangezien eiser binnen de gestelde termijn geen beroepsgronden heeft ingediend en ook geen reden heeft gegeven voor dit verzuim, concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging voor het ontbreken van de gronden is. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.