In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser, geboren in 1979, die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, had eerder in 2015 een asielaanvraag ingediend die was afgewezen. In zijn huidige aanvraag stelde hij dat hij politiek actief was voor de beweging 'The Indigenous People of Biafra' (IPOB) en dat hij bij terugkeer naar Nigeria het risico liep op vervolging door de autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag in 2015 in rechte vaststaat, maar dat de huidige aanvraag nieuwe elementen bevat die een zorgvuldige beoordeling vereisen.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet voldoende had aangetoond dat er een uitputtend en grondig onderzoek was verricht naar de specifieke persoonlijke situatie van de eiser en de algemene context in Nigeria. De rechtbank vond dat de verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de risico's die IPOB-leden lopen bij terugkeer naar Nigeria, en dat de beoordeling van de politieke activiteiten van de eiser in Nederland en Nigeria niet adequaat was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak van de rechtbank en relevante jurisprudentie in acht genomen moeten worden.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser toegewezen, vastgesteld op € 2.625,-. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de vereisten voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin politieke overtuigingen en risico's op vervolging aan de orde zijn.