ECLI:NL:RBDHA:2024:17508

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.34160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 29 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 27 mei 2024 een verzoek om overname aan Spanje gedaan, waarop Spanje niet tijdig heeft gereageerd. Eiser betoogt dat hij niet teruggezonden wil worden naar Spanje vanwege slechte behandelingen en opvang. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang in Spanje, en dat de minister er in zijn algemeenheid vanuit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt.

De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser aan Spanje voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de minister van Asiel en Migratie. [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 29 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 27 mei 2024 aan Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft daarop niet tijdig gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Spanje vanaf 28 juli 2024 vaststaat. [3]
Kan ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?
5. Eiser betoogt dat hij niet teruggezonden wil worden naar Spanje, omdat hij daar niet goed zal worden behandeld. Dit heeft hij ook zelf ervaren doordat hij in Spanje geen adequate opvang kreeg. Zelfs hongerstakingen brachten geen verandering in de situatie. Spanje houdt zich dus niet aan zijn verdragsverplichtingen en om die reden kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Eiser verwijst daarbij ook naar de AIDA-rapporten (update 2022 en 2023), waaruit volgt dat Dublin-terugkeerders nog steeds problemen ondervinden bij terugkeer naar Spanje omdat er sprake is van overbevolking en slechte leefomstandigheden in de asielzoekerscentra. Bij terugkeer zal eiser dan ook tevens in vreemdelingenbewaring worden gesteld. Daarnaast wordt het recht op een eerlijk proces ook niet gerespecteerd door de Spaanse autoriteiten, doordat eiser geen recht heeft op gratis rechtsbijstand.
5.1.
De rechtbank overweegt dat gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel de minister er in zijn algemeenheid vanuit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van eiser nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje niettemin sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat hij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Eiser is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 24 juni 2024 [4] geoordeeld dat het AIDA-rapport “Country Report: Spain. 2023 Update” geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraken van 8 juli 2021 [5] en 27 juli 2023 [6] zijn betrokken. De door eiser genoemde AIDA-rapporten en het beeld van de druk op opvanglocaties dat daarin wordt geschetst, zijn in die uitspraken betrokken. Uit de AIDA-rapporten volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Naar het oordeel van de rechtbank leiden de verklaringen van eiser over zijn eigen ervaringen in Spanje er ook niet toe dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder is niet gebleken dat eiser bij terugkeer naar Spanje in bewaring terecht zal komen. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn betoog over de rechtsbijstand. Indien eiser van mening is dat Spanje zich niet houdt aan de richtlijnen, dan kan eiser hierover een klacht indienen bij de Spaanse autoriteiten of bij het EHRM en er is niet gebleken dat voor eiser deze mogelijkheid niet bestaat. Daarnaast hebben de autoriteiten van Spanje met het fictieve claimakkoord gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen en dat zijn asielverzoek zal worden beoordeeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van hem niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden.
6. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er bij overdracht aan Spanje sprake zal zijn van indirect refoulement, overweegt de rechtbank dat eiser hier in het kader van de Dublinprocedure geen beroep (meer) op kan doen wanneer is aangenomen dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt uit de Afdelingsuitspraak van 12 juni 2024. [7]
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17 van de Dublinverordening. Er is geen sprake van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eiser voor de behandeling van zijn asielverzoek van onevenredige hardheid getuigt. Verwacht mag worden dat Spanje eiser zijn eventuele medische problemen net zo goed kan behandelen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.