ECLI:NL:RBDHA:2024:17825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/669351 / JE RK 24-1285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 30 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden, en daarnaast een voorwaardelijke machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor zes maanden. De kinderrechter oordeelt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige], die kampt met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar kan niet voldoende structuur bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel verblijft bij [jeugdinstelling], maar dat deze setting niet optimaal is voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de zorgen over [minderjarige] besproken, waaronder haar neiging om weg te lopen en drugs te gebruiken. De kinderrechter heeft besloten dat een overplaatsing naar een kleinere, meer passende setting bij 's Heeren Loo noodzakelijk is. De voorwaarden voor de voorwaardelijke machtiging zijn besproken en moeten helder zijn voor [minderjarige], zodat zij begrijpt wat er van haar verwacht wordt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/669351 / JE RK 24-1285
Datum uitspraak: 30 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over:
I. een machtiging tot uithuisplaatsing
II. een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 14 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met mr. J.I. Echteld, waarnemend voor haar advocaat;
  • [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 2] , behandelcoördinator van [jeugdinstelling] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de heer [naam 3] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft bij [jeugdinstelling] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 9 augustus 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juni 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gecertificeerde instelling verzoekt daarnaast een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Ook is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname. De jeugdbeschermer heeft ter zitting bevestigd dat het hulpverleningsplan is gemaakt in samenspraak met de gecertificeerde instelling, [jeugdinstelling] en ’s Heeren Loo.
3.3.
De gecertificeerde instelling legt aan de verzoeken het volgende ten grondslag. [minderjarige] verblijft vanaf juni 2023 in de geslotenheid, maar lijkt niet van die setting te kunnen profiteren. [minderjarige] is inmiddels iets gestabiliseerd op de groep in [jeugdinstelling] , waardoor er minder incidenten zijn. Ze is recent nog wel weggelopen en heeft toen drugs gebruikt. Er is grootschalig onderzoek gedaan naar [minderjarige] , waarna de conclusie is getrokken dat ze gebaat zou zijn bij een groep waar meer aangesloten kan worden op het niveau van haar sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals bij ’s Heeren Loo. Hiervoor is het noodzakelijk dat [minderjarige] dagbesteding heeft, en die is inmiddels voor haar gevonden bij [jeugdhulp] . De gecertificeerde instelling vindt daarom dat een langer verblijf in [jeugdinstelling] op dit moment niet noodzakelijk is en dat [minderjarige] overgeplaatst moet worden naar ’s Heeren Loo. Omdat er nog steeds zorgen zijn over de beïnvloedbaarheid van [minderjarige] , haar drugsgebruik en het weglopen, is de gecertificeerde instelling van mening dat een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. Zo is het voor [minderjarige] duidelijk dat ze zich aan de afspraken moet houden bij ’s Heeren Loo en dat ze anders het risico loopt dat ze terug moet naar [jeugdinstelling] .
3.4.
De jeugdbeschermer voegt ter zitting toe dat de voorwaarden zijn opgesteld met het idee dat [minderjarige] en de mensen rondom haar veilig moeten zijn. Er zal pas overgegaan worden op een terugplaatsing bij [jeugdinstelling] als de situatie voor [minderjarige] of voor anderen gevaar oplevert.
4.
De standpunten
4.1.
[minderjarige] wil graag naar ’s Heeren Loo en begrijp dat ze zich daarvoor aan voorwaarden moet houden. [minderjarige] vindt het moeilijk dat ze niet zeker weet wat voor consequenties het zal hebben als ze zich één keer niet aan de voorwaarden houdt, bijvoorbeeld als ze een keer te laat is of zich niet aan het dagprogramma houdt. Namens [minderjarige] wordt geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.
4.2.
De behandelcoördinator van [jeugdinstelling] vertelt naar aanleiding van vragen van de kinderrechter het volgende. In de afgelopen periode is gezien dat [minderjarige] veel duidelijkheid en structuur nodig heeft. De plek bij [jeugdinstelling] lijkt niet ideaal, met name gelet op het aantal jongeren. Daarom lijkt een meer kleinschalige plek, zoals die bij ’s Heeren Loo, passender voor [minderjarige] .

5.De beoordeling

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De zorgen over [minderjarige] zijn al een langere periode aanwezig. [minderjarige] kan zich zelfbepalend gedragen, loopt soms weg en gebruikt dan drugs. Zij heeft een opvoedomgeving nodig met veel structuur en duidelijkheid, die haar door haar moeder niet (voldoende) geboden wordt. Het is ook al een langere tijd duidelijk dat [jeugdinstelling] eigenlijk niet de beste plek is voor [minderjarige] om zich verder te ontwikkelen. ’s Heeren Loo is een kleinere groep, waar beter aangesloten kan worden bij het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau van [minderjarige] . Omdat inmiddels een dagbesteding gevonden is voor [minderjarige] , die haar ook nog leuk lijkt, is nu het moment aangebroken dat [minderjarige] kan verhuizen naar ’s Heeren Loo. De kinderrechter zal daarom de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, zodat [minderjarige] deze stap kan zetten.
Voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.4.
Hoewel [minderjarige] toe is aan een nieuwe stap in een meer open setting met meer vrijheden, zijn er nog zorgen over hoe zij daarmee om zal gaan. [minderjarige] is recent nog weggelopen van de groep en heeft toen drugs gebruikt. [minderjarige] kan zich zelfbepalend opstellen en houdt zich dan niet altijd aan de gemaakte afspraken. Ook bij ’s Heeren Loo is dat wel belangrijk, zodat haar verblijf voor [minderjarige] en de mensen om haar heen veilig is. De kinderrechter zal daarom een voorwaardelijke machtiging tot gesloten plaatsing verlenen, zodat aan het verblijf van [minderjarige] bij ’s Heeren Loo voorwaarden worden verbonden en dat zij, mocht er een onhoudbare situatie ontstaan waarin [minderjarige] of anderen onveilig zijn, moet terugkeren naar [jeugdinstelling] .
De voorwaarden
5.5.
[minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan. De kinderrechter heeft ter zitting met [minderjarige] en de andere aanwezigen de voorwaarden besproken. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat het algemene doel van de voorwaarden is dat [minderjarige] en anderen om haar heen veilig zijn, maar de concrete uitwerking van dat doel in de individuele voorwaarden blinkt niet uit in helderheid. De kinderrechter begrijpt verder dat er met [minderjarige] op ’s Heeren Loo nadere (concrete) afspraken gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld over de tijden dat [minderjarige] op de groep moet zijn en haar telefoongebruik. Alle voorwaarden en afspraken moeten helder en voor [minderjarige] begrijpelijk zijn, en desnoods meerdere malen met haar besproken en nader uitgelegd en toegelicht worden, zodat zij weet wat er van haar wordt gevraagd. Alleen dan kan [minderjarige] ook haar verantwoordelijkheid nemen en laten zien dat zij het écht kan. De kinderrechter benadrukt daarbij dat de drempel voor het omzetten van de voorwaardelijke machtiging hoog is. In alle gevallen moet goed met [minderjarige] besproken worden wat de gevolgen van haar handelen kunnen zijn en dat zij eventueel terug moet naar [jeugdinstelling] als het haar niet lukt om zich aan de afspraken te houden.
5.6.
In het hulpverleningsplan staat bij enkele voorwaarden het zinsdeel “is de voorwaardelijke machtiging van kracht”. De kinderrechter wijst erop dat er voor het omzetten van de voorwaardelijke machtiging altijd een beslissing nodig is van de bevoegde medewerker van de jeugdhulpaanbieder en dat de voorwaardelijke machtiging dus niet zonder die tussenkomst automatisch kan worden omgezet door het overtreden van een voorwaarde alleen. De kinderrechter zal daarom deze onderdelen uit de voorwaarden vervangen door het zinsdeel “dan kan de directeur van [jeugdinstelling] , in overleg met de gz-psycholoog, besluiten om [minderjarige] terug te laten keren naar [jeugdinstelling] ”.
5.7.
De kinderrechter zal de voorwaardelijke machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de periode van zes maanden.
Time-out
5.8.
De kinderrechter overweegt ten overvloede dat bij het gebruik van de voorwaardelijke gesloten machtiging, dus als [minderjarige] terug zou keren naar een gesloten groep op [jeugdinstelling] , de machtiging van rechtswege wordt omgezet naar een reguliere machtiging tot gesloten plaatsing. Voor een terugkeer naar ’s Heeren Loo zou dan een schorsing van die gesloten machtiging nodig zijn. Een eventuele volgende ‘time-out’ zou dan juridisch gezien een intrekking van die schorsing zijn. [1] De door de gecertificeerde instelling beoogde constructie van een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met daarnaast een doorlopende voorwaardelijke gesloten machtiging kan juridisch niet, en maakt het niet mogelijk [minderjarige] meerdere time-outs te geven.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 30 juli 2024 tot 30 juli 2025;
6.2.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 30 juli 2024 tot [geboortedatum] 2025, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld, en waarbij in plaats van de zinsnede “is de voorwaardelijke machtiging van kracht”, moet worden gelezen “dan kan de directeur van [jeugdinstelling] , in overleg met de gz-psycholoog, besluiten om [minderjarige] terug te laten keren naar [jeugdinstelling] ”;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier, en op schrift gesteld op 12 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Zie artikel 6.1.6, vijfde lid en artikel 6.1.12, vijfde lid, van de Jeugdwet.