ECLI:NL:RBDHA:2024:17827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/669959 / JE RK 24-1349
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 30 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse over een minderjarige, geboren in 2008 in Soedan. De kinderrechter heeft eerder op 23 juli 2024 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Tijdens de zitting op 30 juli 2024 werd de situatie van de minderjarige besproken, die al langere tijd bekend is bij het Jeugd- en Gezinsteam vanwege gedragsproblemen en politiecontacten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor een periode van drie maanden te verlenen, maar heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden. Dit is gedaan omdat er nog vragen zijn over de specifieke problemen van de minderjarige, de hulpverlening en het perspectief voor de toekomst. De kinderrechter heeft het college verzocht om voor de volgende zitting een schriftelijke update te geven met antwoorden op de gestelde vragen en andere relevante ontwikkelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/669959 / JE RK 24-1349
Datum uitspraak: 30 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lisse,
hierna te noemen: het college,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] , Soedan,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M.T. de Vaal te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 juli 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 6 augustus 2024 en heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- de beschikking van 23 juli 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 23 juli 2024.
1.3.
Op 30 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
  • [naam 1] en [naam 2] namens het college;
  • [naam 3] namens [instelling] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 24 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. Het college vraagt de kinderrechter om een machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en om het verzoek voor het overige aan te houden.
3.2.
[minderjarige] is al een langere tijd bekend bij het Jeugd- en Gezinsteam van de gemeente [plaats] , vanwege gedragsproblemen, politiecontacten en vanwege meldingen van huiselijk geweld op het adres van zijn gezin. Vanwege aanhoudende zorgen over [minderjarige] raakt [instelling] betrokken in het vrijwillige kader en komt hij na een wenprogramma in oktober 2023 in een open groep terecht. [minderjarige] houdt zich niet aan de afspraken, loopt weg van het terrein van [instelling] en is veel onder invloed (van cannabis). Vanaf januari 2024 wordt [minderjarige] gesloten geplaatst, omdat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet voldoende is om de situatie te verbeteren. [minderjarige] maakt zo goed als geen gebruik van de behandeling die hem op [instelling] wordt aangeboden. [minderjarige] loopt nog steeds regelmatig weg, komt vaak in contact met de politie en is vaak onder invloed op de groep. [minderjarige] laat zich moeilijk aanspreken door de groepsleiding. Recent is [minderjarige] veroordeeld tot 100 uur taakstraf en voorwaardelijke jeugddetentie.
3.3.
Het college brengt ter zitting naar voren dat in overleg met [minderjarige] is besloten om de kinderrechter te vragen om in eerste instantie een machtiging te verlenen voor drie maanden, in plaats van voor zes, zodat [minderjarige] iets heeft om naartoe te werken. [minderjarige] lijkt sinds kort iets beter behandelbaar. Het is belangrijk dat [minderjarige] zich in de komende drie maanden houdt aan het dagprogramma op [instelling] en dat er mogelijk opnieuw een IQ-onderzoek wordt afgenomen, omdat de resultaten van de rapportage die er al is, verouderd zijn.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stemt in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Zij wil graag dat [minderjarige] meer (specialistische) hulp krijgt voor zijn gedrag dan hij nu heeft.
4.2.
De vertegenwoordiger van [instelling] voegt naar aanleiding van vragen van de kinderrecher het volgende toe. [minderjarige] krijgt op dit moment PMT (psychomotorische therapie). De muziektherapie is niet doorgezet, omdat [minderjarige] aangaf dat hij daar niet in geïnteresseerd was. Als [minderjarige] naar school mag, gaat hij, maar als hij wegloopt of er een ander incident is, mag hij niet naar school. Er is op dit moment geen hulpverlening betrokken voor het middelengebruik van [minderjarige] .
4.3.
[minderjarige] begrijpt dat hij nog drie maanden bij [instelling] moet blijven. [minderjarige] weet dat hij moet leren om zijn emoties beter onder controle moet houden, om zijn eigen keuzes te maken en om niet beïnvloed te worden door anderen. [minderjarige] vindt de behandeling die hij nu heeft, genoeg. Namens [minderjarige] wordt gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)). De kinderrechter stelt verder vast dat is voldaan aan het vereiste onder artikel 6.1.2, derde lid, onder c Jw, nu de moeder instemt met de opneming en het verblijf van [minderjarige] in [instelling] .
5.2.
De kinderrechter maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] op verschillende gebieden. [minderjarige] komt vaak in aanraking met de politie en is kort voor deze zitting veroordeeld tot een forse wekstraf. Ook gebruikt [minderjarige] veel drugs en heeft hij gedragsproblemen. [minderjarige] geeft hierover zelf aan dat hij moet leren om met zijn emoties om te gaan en dat hij het erg moeilijk vindt als dingen oneerlijk zijn. [minderjarige] accepteert gezag maar lastig en is zelfbepalend. Hij loopt daarnaast regelmatig weg van het terrein van [instelling] en er vinden andere incidenten plaats met de groepsleiding. Hulpverlening in het vrijwillige kader was niet voldoende om deze zorgen weg te nemen en ook [minderjarige] begrijpt dat het voorlopig nodig is voor hem is om bij [instelling] te blijven.
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging verlenen voor een periode van drie maanden en de behandeling van het verzoek voor het overige aanhouden tot een nader te bepalen zitting. Anders dan het college voor ogen had doet de kinderrechter dit niet om [minderjarige] iets te geven om naartoe te werken. De aanhouding van het overige gedeelte van het verzoek is gelegen in de omstandigheid dat het verzoek van het college de nodige vragen heeft opgeroepen bij de kinderrechter, en deze vragen niet of onvoldoende zijn beantwoord tijdens de behandeling op zitting. Kort gezegd mist de kinderrechter (1) diagnostiek van [minderjarige] (s gedrag) en een duidelijke analyse van zijn problemen; (2) inzicht in wat er wordt gedaan om die problemen weg te nemen; en (3) welk perspectief [minderjarige] kan worden geboden. Om een verdere beslissing te nemen over de verzochte machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, wil de kinderrechter voorafgaand aan de volgende zitting in ieder geval antwoord hebben op de volgende vragen:
- Wat zijn de specifieke (gedrags-)problemen waarmee [minderjarige] worstelt en moet daar nog nader diagnostisch onderzoek naar gedaan worden?
- Op welke manieren wordt/moet worden gewerkt aan de problematiek van [minderjarige] , bijvoorbeeld door middel van gerichte therapie(ën) voor emotieregulatieproblematiek, middelengebruik of het verbeteren van zijn weerbaarheid?
- Wat is het (woon)perspectief van [minderjarige] op korte en langere termijn? Op welke manier wordt er gewerkt aan een terugkeer van [minderjarige] naar huis of naar een open setting?
- Aan welke voorwaarden moet [minderjarige] voldoen om volgens het college een langere uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie te voorkomen?
- Wat zijn de consequenties als [minderjarige] niet aan die eisen voldoet?
5.4.
De kinderrechter verzoekt het college om uiterlijk een week voor de nader te bepalen zitting een
schriftelijke updateaan de rechtbank en de belanghebbende toe te sturen met daarin of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd, antwoorden op de bovenstaande vragen en andere relevante ontwikkelingen. De kinderrechter kan zich voorstellen dat het college bij het opstellen van die update informatie inwint van [instelling] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 30 juli 2024 tot 30 oktober 2024;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een nader te bepalen zitting, bij voorkeur van mr. T.E.F. Reijnders, gelegen voor 30 oktober 2024, tegen welke zitting het college, de moeder, [minderjarige] en zijn advocaat dienen te worden opgeroepen;
6.3.
verzoekt het college om uiterlijk een week voor de nader te bepalen zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbende toe te sturen met daarin of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd, antwoorden op de vragen geformuleerd onder 5.3 van deze beschikking, en andere relevante ontwikkelingen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier, en op schrift gesteld op 12 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.