ECLI:NL:RBDHA:2024:17856
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door niet tijdig indienen van beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat sinds 27 januari 2023 van kracht is en de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengt. Eiser stelt dat hij niet prematuur in gebreke heeft gesteld en verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren.
De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet en verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024, waarin is geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn door de WBV 2023/3 geldig is. Aangezien de asielaanvraag van eiser onder deze regeling valt, is de ingebrekestelling te vroeg ingediend. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.