In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend, omdat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet.
Eiseres had op 15 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verblijf bij haar Nederlandse kind. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder verplicht is om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. Aangezien verweerder nog geen besluit heeft genomen, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder dit alsnog moet doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres gelijk heeft gekregen. Verweerder is verplicht om binnen de gestelde termijn een beslissing op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, omdat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 25 oktober 2024.