ECLI:NL:RBDHA:2024:17868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
NL24.26285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.W. Verweij, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Op 24 juni 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, maar eiseres verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten, waarop verweerder niet heeft gereageerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist, waardoor eiseres geen belang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank over haar beroep. De rechtbank heeft verder overwogen dat, tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, conform artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, aangezien het besluit van 24 juni 2024 te laat is genomen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50, met een wegingsfactor van 0,5, en heeft bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de proceskostenveroordeling en de niet-ontvankelijkheid van het beroep uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.26285
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. F.W. Verweij)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’.
Op 24 juni 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Eiseres wil nu nog dat de rechtbank verweerder veroordeelt in de proceskosten. Verweerder heeft niet op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan iemand daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiseres heeft gedaan.
3. Het beroep van eiseres is kennelijk niet-ontvankelijk. Eiseres wilde met haar beroep namelijk bereiken dat verweerder zou beslissen op haar aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiseres geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over haar beroep.
4. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit (artikel 6:20, derde lid, van de Awb). Omdat verweerder bij het besluit op de aanvraag van eiseres heeft beslist en eiseres geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd, gaat de rechtbank ervan
1. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
uit dat geheel aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen. Dit betekent dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit.
Proceskostenveroordeling
5. Over de vergoeding van de proceskosten die eiseres vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.2 Eiseres heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht beroep ingesteld. Het besluit van 24 juni 2024 is namelijk te laat genomen. Verweerder heeft ook niet gereageerd op het verzoek van eiseres. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiseres te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder de proceskosten van eiseres moet vergoeden.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. De rechtbank hanteert een wegingsfactor 0,5 omdat deze zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
2 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.