ECLI:NL:RBDHA:2024:17900
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Bulgarije
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, was het niet eens met het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat hij aan Bulgarije zou worden overgedragen totdat er op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overdracht aan Bulgarije gepland stond voor 22 oktober 2024 en dat deze overdracht een 'gefaciliteerd vertrek' betrof, wat betekent dat verzoeker niet gedwongen zou worden om te vertrekken als hij niet meewerkte. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat hij zelf de controle had over de situatie. Als hij niet meewerkte aan de overdracht, zou hij niet gedwongen worden om te vertrekken.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.