ECLI:NL:RBDHA:2024:17971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
24-12884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 september 2024, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid, maar de minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de minister de aanvraag op 19 maart 2024 heeft ontvangen en dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de minister op 20 juni 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook het door haar betaalde griffierecht vergoed. De rechtbank benadrukt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een langere beslistermijn rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12884

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: H.H.J. Amerongen)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiseres heeft op 17 maart 2024 haar aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 19 maart 2024 ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. [4] Verweerder heeft deze termijn niet verlengd. Eiseres heeft verweerder op 20 juni 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [5] In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen. [6]
5. Verweerder heeft niet verzocht om een langere termijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere termijn moet opleggen. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twee weken om te beslissen op de aanvraag van eiseres. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
6. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-. [7]
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. [8] Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
8.Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.