In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een man van Senegalese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 13 juni 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 behandeld, maar het onderzoek ter zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van eiser. Op 24 oktober 2024 werd het onderzoek voortgezet, waarbij eiser wederom niet aanwezig was. De rechtbank besloot desondanks het beroep inhoudelijk te behandelen.
Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat zijn familie hem wil doden vanwege zijn seksuele geaardheid. De minister heeft de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, maar de overige elementen van zijn asielrelaas, waaronder zijn seksuele gerichtheid en de problemen met zijn familie, zijn door de minister als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en de omstandigheden rondom zijn relatie met zijn vriend. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukt dat de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid en de problemen met zijn familie niet voldoende zijn onderbouwd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Senegal, waar homoseksualiteit verboden is. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd na zijn aankomst in Nederland, wat ook bijdraagt aan de afwijzing van zijn aanvraag. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er is informatie over hoger beroep verstrekt.