ECLI:NL:RBDHA:2024:18002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
NL24.25255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Senegalese homoseksuele man wegens ongeloofwaardigheid van zijn asielrelaas en problemen met zijn familie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een man van Senegalese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 13 juni 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 behandeld, maar het onderzoek ter zitting werd geschorst vanwege de afwezigheid van eiser. Op 24 oktober 2024 werd het onderzoek voortgezet, waarbij eiser wederom niet aanwezig was. De rechtbank besloot desondanks het beroep inhoudelijk te behandelen.

Eiser stelt dat hij homoseksueel is en dat zijn familie hem wil doden vanwege zijn seksuele geaardheid. De minister heeft de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, maar de overige elementen van zijn asielrelaas, waaronder zijn seksuele gerichtheid en de problemen met zijn familie, zijn door de minister als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank volgt de minister in zijn oordeel dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en de omstandigheden rondom zijn relatie met zijn vriend. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is, en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukt dat de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid en de problemen met zijn familie niet voldoende zijn onderbouwd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Senegal, waar homoseksualiteit verboden is. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd na zijn aankomst in Nederland, wat ook bijdraagt aan de afwijzing van zijn aanvraag. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en er is informatie over hoger beroep verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25255

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser,

aliassen:
[naam 2],
[naam 3],
[naam 4] ,
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: mr. C. Veenstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 10 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister (mr. P. Zijlstra). De rechtbank heeft onderzoek ter zitting geschorst vanwege de afwezigheid van eiser.
1.2.
Op 24 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting voortgezet. Aan deze zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser is wederom niet verschenen, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek ter zitting nogmaals te schorsen. Na de behandeling van het beroep heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is homoseksueel en is door zijn familie betrapt toen hij samen met zijn vriend [naam 5] was. Eisers familie wil hem doden vanwege zijn seksuele geaardheid. Daar komt bij dat homoseksualiteit in Senegal bij wet verboden is. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij als afvallige dient te worden aangemerkt.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de homoseksuele gerichtheid;
de problemen vanwege eisers seksuele gerichtheid; en
zijn afvalligheid.
De minister heeft de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, evenals zijn afvalligheid. De overige relevante elementen, waaronder de identiteit van eiser, zijn door de minister ongeloofwaardig geacht.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
6. De minister heeft bij bericht van 19 september 2024 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank neemt desondanks procesbelang aan en acht hiervoor het volgende van belang. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 17 oktober 2024 laten weten nog contact te hebben met eiser, die nog steeds in Nederland verblijft. De Afdeling [2] heeft in haar uitspraak van 1 juli 2024 geoordeeld dat procesbelang kan worden aangenomen wanneer een gemachtigde aangeeft nog contact te hebben met zijn of haar cliënt. [3] Gelet hierop zal de rechtbank het beroep inhoudelijk behandelen.
Herhaling zienswijze
7. In de gronden van beroep heeft eisers gemachtigde allereerst aangegeven dat de in de zienswijze verwoorde standpunten worden gehandhaafd. Voor zover hiermee ook wordt bedoeld dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, oordeelt de rechtbank dat dit onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.

Relevant element 2

Ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser
8. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid heeft de minister WI [4] 2019/17 als uitgangspunt genomen. Deze WI gaat over het horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Volgens WI 2019/17 moet de minister bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij LHBTI is. De enkele stelling van de vreemdeling dat hij LHBTI is, is echter ook niet voldoende. De minister maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig WI 2014/10 (inhoudelijke beoordeling asiel). Het is aan de vreemdeling om de gestelde homoseksuele gerichtheid tegenover de minister aannemelijk te maken. Volgens de WI ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Uit WI 2019/17 volgt verder dat de minister bij de beoordeling rekening houdt met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase. Volgens WI 2019/17 betrekt de IND [5] bij het horen en de daaropvolgende beoordeling in ieder geval de volgende thema’s:
  • privéleven;
  • huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI groepen;
  • contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
Privéleven
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het standpunt mogen innemen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij zich heeft gerealiseerd homoseksueel te zijn. Hiervoor heeft de minister van belang mogen achten dat eiser heeft verklaard dat zijn gevoelens voor mannen zijn begonnen toen hij 14 of 15 jaar oud was, maar ook dat het voor eiser op de leeftijd van 17 en 18 jaar duidelijk was dat hij homoseksueel is. Verder heeft eiser verklaard dat hij altijd al heeft geweten dat hij zich tot jongens aangetrokken voelt. Daarnaast heeft de minister de verklaringen van eiser over zijn realisatie als oppervlakkig en algemeen mogen aanmerken. Zo heeft eiser enkel verklaard dat hij zich niet tot meisjes voelt aangetrokken maar wel tot jongens en dat het iets raars en anders was. Over de innerlijke strijd van eiser heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser eveneens algemeen en oppervlakkig is gebleven, nu hij enkel heeft verklaard dat hij niet wist hoe hij zich moest uiten en niet wist met wie hij kon praten.
Huidige en voorgaande relaties, contacten of kennis van LHBTI-groepen
8.2.
Voorts heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser wisselend heeft verklaard over het precieze verloop van zijn relatie met [naam 5] De minister heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser tijdens het gehoor veilig land van herkomst heeft verklaard dat de relatie met [naam 5] van januari 2016 tot augustus 2016 heeft geduurd, maar dat eiser tijdens het nader gehoor heeft aangegeven dat de duur van voornoemde relatie slechts drie maanden is geweest. In aanvulling hierop heeft de minister het standpunt kunnen innemen dat van eiser mag worden verwacht dat hij inzicht kan geven over de wijze waarop de vriendschap met [naam 5] zich tot een relatie heeft ontwikkeld, te meer nu eisers eerste homoseksuele relatie voor hem van grote betekenis moet zijn geweest. De minister heeft daartoe niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen hieromtrent oppervlakkig en niet overtuigend zijn, nu deze beperkt blijven tot het benoemen van seksuele handelingen. Ook heeft de minister mogen overwegen dat niet valt in te zien dat eiser niet in staat zou zijn om op dit punt meer inzicht te geven over zijn gevoelens voor [naam 5] , waarom eiser zich aangetrokken voelde tot [naam 5] en wat de relatie met [naam 5] voor eiser heeft betekend.
Contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie
8.3.
De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eisers kennis over de situatie in Senegal en Nederland van onvoldoende betekenis is en dat de nadruk van de beoordeling in de persoonlijke ervaringen en eigen beleving van eiser ligt.
Discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst
8.4.
De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard dat homoseksualiteit in Senegal niet wordt geaccepteerd en dat de minister hieromtrent heeft overwogen dat deze verklaring overeenkomstig is met hetgeen de IND op basis van gezaghebbende bronnen aanneemt over de situatie in Senegal.
8.5.
Het vorenstaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de minister op goede gronden heeft overwogen dat eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig is.

Relevant element 3

9. Nu de minister de seksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, wordt de minister ook gevolgd in het standpunt dat deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen met zijn familie vanwege zijn geaardheid. In aanvulling hierop heeft de minister het standpunt kunnen innemen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment dat hij door zijn familie is betrapt. Zo heeft eiser tijdens het gehoor veilig land van herkomst enerzijds verklaard dat er eerst werd aangeklopt, maar dat eiser heeft geweigerd om open te doen en dat toen de deur is geforceerd en anderzijds dat [naam 5] de deur heeft geopend om te zien wie het was. Tijdens het nader gehoor heeft eiser echter meermaals verklaard dat de deur werd opengebroken. De stelling namens eiser dat de omstandigheden waarover eiser wisselend heeft verklaard (slechts) details betreffen, volgt de rechtbank niet.

Relevant element 4

10. De minister heeft eisers afvalligheid geloofwaardig geacht, maar heeft daartoe terecht vastgesteld dat gesteld noch gebleken is dat eiser vanwege zijn afvalligheid problemen heeft ondervonden of deze verwacht bij terugkeer. In aanvulling hierop heeft de minister terecht van belang geacht dat uit -de in het voornemen genoemde- algemene landeninformatie blijkt dat godsdienstvrijheid in Senegal is vastgelegd in de grondwet en dat discriminatie op grond van het geloof verboden is. De beroepsgrond dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser bij een gedwongen terugkeer naar Senegal geen vrees heeft voor vervolging kan daarom niet slagen.
Kennelijk ongegrond
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich met de in het bestreden besluit gegeven motivering terecht op het standpunt gesteld dat op de aanvraag van eiser artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw [6] 2000 van toepassing is. Gelet op de verschillende naamgegevens waarvan eiser zich bedient -waaronder de naam [naam 2] waarmee hij bij de autoriteiten van Ierland bekend staat- heeft de minister terecht geconcludeerd dat niet zonder meer van eisers gestelde identiteit kan worden uitgegaan. Daar komt bij dat eiser zijn gestelde identiteit tot op heden niet met documenten heeft onderbouwd, terwijl eiser wel heeft verklaard dat hij in Senegal in het bezit was van een geboorteakte. [7]
11.1.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de minister mocht concluderen dat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. Hiervoor heeft de minister het volgende van belang mogen achten; eiser is in 2016 vertrokken uit Senegal en heeft eind 2016 ongeveer drie maanden in Nederland verbleven, maar heeft hier toen geen asiel aangevraagd. Op 9 juli 2023 is eiser opnieuw naar Nederland gekomen, maar heeft ook toen geen asielaanvraag ingediend. Eiser is op 5 oktober 2023 aangehouden wegens zwartrijden en in bewaring gesteld en vervolgens op 26 oktober 2023 vrijgelaten. Eiser heeft zich echter eerst op 10 april 2024 gemeld voor het indienen van een asielaanvraag. Daarom heeft de minister op goede gronden overwogen dat uit de hiervoor genoemde reisbewegingen geen noodzaak voor internationale bescherming blijkt. De verklaring namens eiser dat tijdens zijn eerste bezoek aan Nederland in 2016 zijn psychische problemen redengevend zijn geweest voor het niet direct vragen van asiel in Nederland maakt dat oordeel niet anders nu een onderbouwing daarvan ontbreekt. Ook in hetgeen eiser tijdens de gehoren naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen verschoonbare reden voor het niet onmiddellijk vragen van asiel. Dit alles maakt dat de minister de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.ECLI:NL:RVS:2024:2662, r.o. 2.7. en 3.
4.Werkinstructie.
5.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
6.Vreemdelingenwet.
7.Zie nader gehoor op pagina 5.