ECLI:NL:RBDHA:2024:18166
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek voorlopige voorziening wegens vertrek met onbekende bestemming
Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 17 september 2024 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser op 27 september 2024 met onbekende bestemming was vertrokken, zonder de minister of zijn gemachtigde op de hoogte te stellen van zijn verblijfplaats.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Gezien het feit dat eiser geen contact meer had met zijn gemachtigde en zijn verblijfplaats onbekend was, concludeerde de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Hierdoor was er geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, wat leidde tot de beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, aangezien er geen inhoudelijke behandeling meer nodig was.
De uitspraak werd gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.