ECLI:NL:RBDHA:2024:1817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL24.336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 56 Vw 2000

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Somalische nationaliteit hebbende persoon, beroep heeft ingesteld tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die hem was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel, die op 19 december 2023 was ingegaan, verplichtte eiser om in een specifiek deel van de gemeente Hoogeveen te verblijven. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel niet deugdelijk is gemotiveerd en dat hij niet op de hoogte was van de specifieke gedragingen die hem werden verweten, mede omdat hij niet in het Engels kon communiceren met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa).

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van het COa, waardoor dit besluit niet ter toetsing voorlag. De rechtbank heeft overwogen dat de vrijheidsbeperkende maatregel op goede gronden is opgelegd en dat eiser voorafgaand aan de maatregel is gehoord met behulp van een tolk. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de openbare orde de beperking van de vrijheid van beweging van eiser vorderden en dat de maatregel voldoende gemotiveerd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.336

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser door middel van de de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om met ingang van 19 december 2023 te verblijven in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Verweerder heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert. Verweerder heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) van 19 december 2023 en de incidenten die daarin zijn vermeld. Verweerder is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet deugdelijk is gemotiveerd. Uit de rapportage van het COa niet blijkt welke specifieke gedragingen hem worden verweten. Eiser weet niet wat hij heeft misdaan, omdat hij door het COa in het Engels is aangesproken, terwijl hij deze taal niet machtig is. Ook is de beschikking niet vertaald in het Somalisch. Daarnaast was op 19 december 2023 geen sprake meer van acuut gevaar voor herhaling, omdat het incident op 25 oktober 2023 heeft plaatsgevonden. Eiser werd getreiterd door zijn kamergenoten en het COa heeft nagelaten om tijdig in te grijpen. Het was niet zijn bedoeling om zijn kamergenoot te verwonden. Eiser stelt voorts dat er geen zorgvuldige belangenafweging is gemaakt en dat met een lichter middel had kunnen worden volstaan.
2.1.
Eiser stelt daarnaast dat sprake is van vrijheidsontneming in plaats van vrijheidsbeperking. Er ontbreekt een bij wet bepaalde maximale duur van de maatregel. Volgens eiser is de maatregel in strijd is met artikel 5 van het EVRM. In dit kader wijst eiser er onder andere op dat de HTL op een voormalig gevangenisterrein staat, dat hij in een time-out kamer geplaatst kan worden, dat er een vergelijkbaar sanctiesysteem geldt als in een penitentiaire inrichting en dat hij de HTL niet mag verlaten wanneer hij dat wil. Het COa maakt bovendien gebruik van isolatie in zogeheten ROV-kamers. Omdat er sprake is van isolatie zou er volgens eiser een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar moeten zijn, dat ontbreekt echter.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen beroep heeft ingediend tegen het plaatsingsbesluit, waardoor enkel de vrijheidsbeperkende maatregel ter toetsing voorligt. Verweerder stelt verder dat de maatregel op goede gronden is opgelegd.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De oplegging van de bestreden maatregel hangt samen met het plaatsingsbesluit van het COa van 19 december 2023 om eiser in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Dit zijn twee samenhangende, maar afzonderlijke besluiten. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van het COa. De gemachtigde van eiser heeft dit ter zitting bevestigd. Nu er geen beroep is ingesteld tegen het plaatsingsbesluit, ligt de plaatsing van eiser in de HTL door het COa niet ter toetsing voor. De rechtbank gaat gelet hierop uit van de rechtmatigheid van dit besluit. De gronden van eiser, voor zover die zien op het incident of de plaatsing van eiser in de HTL door het COa, kunnen daarom niet in onderhavige procedure worden beoordeeld.
4.2.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser voorafgaand aan de vrijheidsbeperkende maatregel is gehoord met behulp van een tolk in de Somalische taal. Eiser heeft verklaard dat hij de tolk goed begreep. Uit het proces-verbaal van het gehoor volgt dat aan eiser is uitgelegd waarom hij op de HTL zal worden geplaatst, waarna eiser bevestigt dat hij de reden van de plaatsing begrijpt. Eiser is daarbij in de gelegenheid gesteld om persoonlijke, individuele omstandigheden naar voren te brengen die zouden kunnen leiden tot het afzien van zijn vrijheidsbeperking. De stelling van eiser dat hij niet strafrechtelijk vervolgd is voor de incidenten waar verweerder in het bestreden besluit naar verwijst, treft geen doel.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich, onder verwijzing naar de gedragingen zoals vermeld in het plaatsingsbesluit, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de openbare orde de beperking van de vrijheid van beweging van eiser vordert. De rechtbank overweegt tot slot dat in de maatregel voldoende is gemotiveerd waarom niet is gekozen voor een lichter middel.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.