ECLI:NL:RBDHA:2024:18174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
NL24.22375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 27 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank had eerder, op 8 januari 2024, het beroep van verzoekster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen. Tevens was verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.

Op 18 juli 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Verzoekster had eerder verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Dit verzoek is nu definitief toegewezen, waardoor er geen griffierecht wordt geheven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep is ingediend nadat de maximale dwangsom was volgelopen. Aangezien verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand, met toepassing van een wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
gemachtigde: mr. F. Boone,
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 27 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij [referent] (referent).
Bij uitspraak van 8 januari 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van verzoekster gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van vier weken een besluit op de aanvraag te nemen. [1] Ook heeft de rechtbank in die uitspraak bepaald dat verweerder aan verzoekster een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
Verzoekster heeft op 27 mei 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de hierboven genoemde aanvraag.
Bij besluit van 18 juli 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft het verzoek gedaan om van betaling van het griffierecht te worden vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op het door verzoekster ondertekende formulier ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van verzoekster zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de door de rechtbank gestelde termijn. Ook stelt zij vast dat het nieuwe beroep tegen het niet tijdig beslissen is ingediend nadat de maximale dwangsom is volgelopen. Nu verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft besloten en de aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.