Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 27 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank had eerder, op 8 januari 2024, het beroep van verzoekster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen. Tevens was verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.
Op 18 juli 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. Verzoekster had eerder verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Dit verzoek is nu definitief toegewezen, waardoor er geen griffierecht wordt geheven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep is ingediend nadat de maximale dwangsom was volgelopen. Aangezien verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand, met toepassing van een wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.