Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning om bij zijn moeder in Nederland te verblijven. Eiser, een Peruaanse nationaliteit, heeft op 4 juni 2022 Nederland ingereisd en op 1 december 2022 samen met zijn vader een aanvraag ingediend voor tijdelijk verblijfsrecht. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan het mvv-vereiste en er geen sprake zou zijn van een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn moeder. De rechtbank overwoog dat eiser in staat was om zonder de aanwezigheid van zijn moeder te functioneren en dat de emotionele en financiële afhankelijkheid niet zodanig was dat deze de gebruikelijke band tussen ouder en meerderjarig kind overstijgt. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over zijn privéleven in Nederland en de impact van het overlijden van zijn zus gewogen, maar kwam tot de conclusie dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag af te wijzen, in stand blijft. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.