ECLI:NL:RBDHA:2024:18207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
24/2210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.S.K. Mollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven na mishandeling en miskraam

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres heeft op 8 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering, omdat zij op 8 april 2023 is mishandeld door haar ex-partner. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft haar een uitkering van € 1.000,- toegekend, maar eiseres betwist de hoogte van deze uitkering en stelt dat er een verband is tussen de mishandeling en een miskraam die zij heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dat eiseres de bewijslast draagt voor haar stelling dat de miskraam het gevolg is van de mishandeling. De rechtbank concludeert dat de beschikbare medische informatie onvoldoende is om een oorzakelijk verband aan te nemen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die haar verklaringen over de zwangerschap en miskraam staven. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen verband kan worden vastgesteld tussen het geweldsmisdrijf en de miskraam. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de Commissie in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.P. Vandervoodt),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. E.K. Meijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 11 september 2023 aan eiseres een uitkering toegekend ter hoogte van € 1.000,-. Met het bestreden besluit van 12 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak op verzoek van partijen niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 8 mei 2023 een aanvraag ingediend om toekenning van een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, omdat zij op 8 april 2023 is mishandeld door haar ex-partner. Door deze mishandeling liep zij een gebroken ringvinger op. Ook heeft zij last van druk op de borstkas en voelt zij zich angstig en onveilig. Verweerder heeft daarop aan eiseres een uitkering toegekend ter hoogte van € 1.000,- (letselcategorie 1). [2] Eiseres was op het moment van de mishandeling naar eigen zeggen drie weken zwanger en zij heeft vervolgens een miskraam gekregen. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder mocht concluderen dat geen verband kan worden vastgesteld tussen het geweldsmisdrijf en de miskraam.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Er is een verband tussen de mishandeling en de miskraam. Dat blijkt uit de medische informatie die eiseres heeft overgelegd. Onder de gegeven omstandigheden is het bovendien niet aan eiseres om het verband aan te tonen. Zij wordt door verweerder in een onmogelijke bewijspositie gebracht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Een slachtoffer dat ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen door een in Nederland gepleegd geweldsmisdrijf, kan verzoeken om een uitkering uit het Schadefonds. [3] Een uitkering is een financiële tegemoetkoming, die uiting geeft aan solidariteit van de samenleving met het slachtoffer.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het besluit over de (hoogte van) de uitkering beslissingsruimte heeft. De rechtbank moet dat besluit terughoudend toetsen. Dat betekent dat de rechtbank beoordeelt of het besluit van verweerder om een uitkering categorie 1 te verlenen, niet redelijk zou zijn. Volgens vaste rechtspraak zijn de beleidsregels die verweerder daarbij hanteert in ieder geval niet onredelijk. [4] Verweerder mag daar dus van uitgaan. Verweerder heeft die beleidsregels hier ook toegepast.
4.2.
Eiseres draagt de bewijslast voor haar stelling dat zij als gevolg van de mishandeling door haar expartner een miskraam heeft gekregen. [5] Dat dit onder de gegeven omstandigheden niet van haar kan worden verlangd, volgt de rechtbank niet.
4.3.
Eiseres heeft een proces-verbaal van haar aangifte bij de politie van 8 april 2023, een stuk van de huisartsenpost [regio] van 8 april 2023 en een stuk van het [naam ziekenhuis] ziekenhuis van 11 april 2023 overgelegd. Uit deze stukken volgt dat eiseres heeft verteld dat zij door haar expartner in haar buik is geschopt en dat haar urine na de mishandeling een spoortje bloed bevatte. Uit het stuk van het [naam ziekenhuis] ziekenhuis blijkt dat er geen gynaecologisch onderzoek is verricht, omdat dit niet zinvol werd geacht bij een zwangerschap in dat stadium (drie weken). De overgelegde stukken bevatten geen andere medische informatie die ziet op de (afgebroken) zwangerschap. Er zijn dus geen medische stukken – van bijvoorbeeld een arts – aanwezig die de verklaringen van eiseres over haar zwangerschap en miskraam staven. De stukken bevatten alleen de eigen verklaring daarover van eiseres. Dit is op zichzelf gezien onvoldoende om een oorzakelijk verband aan te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat op basis van de beschikbare informatie geen verband kan worden vastgesteld tussen het geweldsmisdrijf en de miskraam. Verweerder hoefde daarom geen aanleiding te zien om een hogere letselcategorie passend te vinden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.K. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 november 2022 en Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 november 2022.
3.Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:568, r.o. 8.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1327, r.o. 5.3, van 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1008, r.o. 4.1, en van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:317, r.o. 5.2.