ECLI:NL:RBDHA:2024:18301
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake nareis-aanvraag
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. van Elp, heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar nareis-aanvraag. Op 13 mei 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft ingestemd met de vergoeding van deze kosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om proceskostenveroordeling gegrond is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat verzoekster een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en dat de zaak van licht gewicht is.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op een bedrag van € 437,50, gebaseerd op een punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 4 november 2024.