ECLI:NL:RBDHA:2024:18304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL24.26400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het besluit tot weigering van een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM wegens onvoldoende motivatie van de afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1948, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar zoon, referent, in Nederland te kunnen wonen. De minister had deze aanvraag afgewezen, met het argument dat er geen sprake was van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent niet meer dan gebruikelijk zou zijn. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 10 oktober 2024 behandeld. Eiseres heeft betoogd dat er wel degelijk sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, onder andere omdat zij altijd bij referent heeft gewoond en financieel van hem afhankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de band tussen eiseres en referent sterker is dan normaal bij meerderjarige kinderen en hun ouders. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, niet zouden bijdragen aan de vaststelling van een beschermenswaardig gezinsleven.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden en de emotionele en financiële afhankelijkheid in de beoordeling van gezinsleven onder artikel 8 EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26400

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar een mvv [1] te verstrekken ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [referent] en zijn vrouw. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [datum 1] 1948 en heeft de Syrische nationaliteit. Haar enige kind, referent, is geboren op [datum 2] 1980. De man van eiseres is overleden in 1996, toen haar zoon 16 jaar oud was. Referent heeft zijn hele leven met zijn moeder samengewoond. Hij heeft met zijn eerste vrouw drie zoons en een dochter gekregen. Vervolgens is hij hertrouwd met [naam] en zij hebben samen nog een dochter gekregen. Het volledige gezin, inclusief eiseres, is in 2014 vanuit Syrië naar Turkije gevlucht.
2. Referent heeft op 20 augustus 2021 namens zijn vrouw, kinderen en moeder bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een mvv met als doel om in Nederland bij hem te verblijven. Op 24 mei 2022 heeft verweerder de Nederlandse ambassade in Istanbul gemachtigd om de echtgenote en kinderen van referent een mvv te verlenen. Bij besluit van 10 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de mvv-aanvraag voor eiseres afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat tussen eiseres en referent geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [2]
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 4 april 2024 heeft
verweerder referent gehoord. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij is opnieuw overwogen dat er geen familieleven bestaat tussen eiseres en referent en zijn vrouw, dat er wel hechte en persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen maar dat de daaropvolgende belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
4. Eiseres stelt dat het erom gaat of sprake is van elementen die wijzen op meer dan gebruikelijke emotionele banden. De jurisprudentie vereist niet dat zij exclusief is aangewezen op de aanwezigheid van referent. Eiseres meent dat het feit dat zij altijd samen heeft gewoond met referent en dat zij samen zijn gevlucht naar Turkije een aanvullend element van afhankelijkheid is. Ook is eiseres financieel afhankelijk van referent. Referent betaalt de huur van haar woonruimte. Indien hij zijn betalingen zou stoppen, komt eiseres op straat te staan. Verder is eiseres afhankelijk van liefdadigheidsinstellingen in Turkije, die haar om de drie dagen eten brengen. Eiseres behoeft mantelzorg, welke referent en zijn echtgenote verleenden. Eiseres benadrukt haar persoonlijke (medische) omstandigheden en stelt dat dit gelet op de situatie waar zij zich in bevindt, leidt tot een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Ook is referent hartpatiënt en de stress die hij ervaart is levensbedreigend. De Turkse overheid is van plan om Syrische vluchtelingen te deporteren naar Syrië, wat ook een bijkomend element van afhankelijkheid is. Eiseres stelt dat het voorgaande afzonderlijk en in onderlinge samenhang leidt tot een beschermenswaardig gezinsleven. Verder meent eiseres dat verweerder bij de gemaakte belangenafweging geen ‘fair balance’ heeft getroffen. Verweerder acht aannemelijk dat er hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen, en dus dat sprake is van gezinsleven. Het is niet in het belang van de kinderen om gescheiden te blijven van hun oma. Het gezin kan niet op een normaal stabiel niveau functioneren door het gemis van eiseres. Het gezinsleven kan niet in Syrië uitgevoerd worden, zodat sprake is van een objectieve belemmering, waar steeds meer gewicht aan toekomt. [3] De banden van eiseres met Nederland zijn hechter dan die met Turkije. Zij zal na toelating bij het gezin van referent wonen in [plaats] waar haar kamer al is ingericht. Haar zoon neemt alle kosten en zorg op zich, waardoor zij geen beroep hoeft te doen op bijstand of andere publieke voorzieningen. De stressklachten van referent zullen na de hereniging afnemen, waardoor hij weer kan participeren op de arbeidsmarkt, hetgeen een wezenlijk Nederlands belang is. Eiseres is daarom van mening dat het belang van het gezin om zich te herenigen zwaarder weegt dan het belang van de Nederlandse Staat bij het handhaven van een restrictief toelatingsbeleid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Beoordelingskader
5. Eiseres heeft haar aanvraag gebaseerd op het recht op gezinsleven zoals dat is neergelegd in artikel 8 van het EVRM. Het is vaste rechtspraak van het EHRM [4] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie; er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. [5] Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kunnen onder meer de volgende factoren relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
6. Zoals benoemd gaat het om een vraag van feitelijke aard. Het gaat om het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Verweerder heeft bij de vaststelling van de door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden waaruit de elementen van bijkomende afhankelijkheid bestaat, geen beoordelings- of beleidsruimte. Het gaat immers om een autonoom begrip uit het EVRM. Dat betekent dat de rechtbank vol moet toetsen of sprake is van beschermingswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Daarbij is van belang of het geheel aan de hierboven genoemde factoren, samen beoordeeld, tot de conclusie moet leiden dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verder is relevant dat de beoordeling of een bepaalde afhankelijkheid gebruikelijk is of juist de gebruikelijke afhankelijkheid tussen meerderjarige familieleden overstijgt, naar het oordeel van de rechtbank beoordeeld moet worden naar wat naar Nederlandse maatstaven gangbaar is, en niet naar wat gangbaar zou zijn voor vreemdelingen in vergelijkbare posities en/of afkomstig uit hetzelfde land van herkomst.
7. Voor de vraag of een relatie tussen een minderjarig kleinkind en grootouder onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM valt, is van belang of er tussen hen ‘hechte persoonlijke banden’ bestaan. [6] De Afdeling heeft overwogen dat de vraag of sprake is van hechte persoonlijke banden eveneens een kwestie van feitelijke aard is. [7]
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
8. Allereerst is in geschil of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, en daarmee van beschermenswaardig familieleven, tussen eiseres en referent. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de band tussen eiseres en referent sterker is dan normaal bij meerderjarige kinderen en hun ouders. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
9. Voor dit oordeel is allereerst van belang dat referent sinds zijn geboorte tot aan zijn vertrek naar Nederland altijd heeft samengewoond met eiseres, zijn moeder. Dus ook na het huwelijk van referent is eiseres blijven wonen bij referent, zijn vrouw en hun kinderen en is zij daarmee feitelijk onderdeel gebleven van zijn gezin. Bovendien is eiseres met referent, zijn vrouw en kinderen mee gevlucht naar Turkije in 2014 en woonden zij vanaf die tijd daar samen. De wijze waarop eiseres en referent altijd met elkaar hebben samengeleefd duidt niet op een gebruikelijke relatie tussen een ruim volwassen, getrouwde zoon en zijn moeder.
10. Daarnaast is door eiseres terecht gewezen op de sterke emotionele afhankelijkheid van referent. Na het overlijden van haar echtgenoot is de emotionele band met referent geïntensiveerd. Naarmate eiseres ouder wordt, is dit nog meer het geval. Referent heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat hij dagelijks intensief contact onderhoudt met eiseres. Soms bellen zij elkaar meerdere keren per dag. Eiseres is noodgedwongen alleen achtergebleven in Turkije waar ze nauwelijks contact heeft met anderen. Referent voelt zich als enig kind erg verantwoordelijk voor eiseres en ze wordt zeer gemist door referent en zijn gezin.
11. Bovendien is eiseres hulpbehoevend, hetgeen niet wordt betwist door verweerder. Voorheen hebben referent en zijn echtgenote de benodigde (mantel)zorg verleend. Uit het door eiseres overgelegde rapport van de gezondheidsraad van 16 september 2022 blijkt dat eiseres al vijftien jaar pijnklachten aan haar knieën heeft. Ook heeft zij een bilaterale tremor van de handen, waardoor zij moeite heeft met handbewegingen. Eiseres is slecht ter been en zit hele dagen alleen thuis. Weliswaar heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de buren en weldoeners enige steun verlenen aan eiseres, door bijvoorbeeld haar medicatie bij de apotheek op te halen en eens in de drie dagen eten langs te brengen, maar dit laat onverlet dat mede gelet op de leeftijd van eiseres de zorgvraag toeneemt. Eiseres heeft verder geen ondersteunend netwerk in Turkije.
12. Voor wat betreft de gezondheidsklachten van referent, heeft verweerder kunnen overwegen dat niet vaststaat dat zijn hartklachten zijn veroorzaakt door de situatie met zijn moeder, maar de stress die gepaard gaat met de procedure en het gemis is daartoe wel een ongewenste omstandigheid. Dit wordt ook bevestigd door de huisarts in de door eiseres overgelegde verklaring. Het is zonder meer begrijpelijk dat het gemis van eiseres invloed heeft op het welzijn van referent. Hoewel enkel op basis hiervan geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aangenomen kan worden, is het een element dat verweerder zwaarder mee had moeten wegen in de beoordeling.
13. Ook wordt eiseres gevolgd in haar stelling dat zij financieel afhankelijk is van referent. Eiseres heeft daartoe onweersproken gesteld dat referent altijd voor haar heeft gezorgd en nu haar huur betaald. Mocht hij daarmee stoppen, dan komt zij op straat te staan.
14. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ondeugdelijk gemotiveerd waarom al deze omstandigheden, als genoemd onder rechtsoverweging 9 tot en met 13, in onderlinge samenhang bezien, niet zouden kunnen bijdragen aan de vaststelling dat er tussen eiseres en referent sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid en daarmee van beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank wijst er in dit kader uitdrukkelijk op dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijk niet is vereist dat eiseres volledig en exclusief van zorg afhankelijk is van referent.
15. De gestelde vrees van eiseres om gedeporteerd te worden naar Syrië heeft verweerder niet hoeven aanmerken als bijkomend element van afhankelijkheid. Eiseres heeft deze stelling niet geïndividualiseerd en dit betreft ook een asielgerelateerde vrees.
Conclusie
16. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren omdat het bestreden besluit genomen is in strijd met de artikel 7:12 van de Awb. [8] De rechtbank komt niet meer toe aan de beoordeling van de overige gronden van beroep, gericht tegen de belangenafweging die ten nadele van eiseres is uitgevallen nadat is vastgesteld dat tussen eiseres en haar kleinkinderen hechte persoonlijke banden bestaan.
17. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
18. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750
(duizendzevenhonderdvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Eiseres verwijst daartoe naar het arrest M.A. v Denemarken van 19 juli 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0709JUD000669718.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Bijvoorbeeld het arrest van 2 september 2020 in de zaak Azerkane,
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187.
7.Zie rechtsoverweging 2 van de Afdelingsuitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187.
8.Algemene wet bestuursrecht.