ECLI:NL:RBDHA:2024:18310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL24.29149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1997, heeft op 31 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 15 juli 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 4 september 2024, maar vanwege het ontbreken van een tolk wordt de zitting uitgesteld naar 12 september 2024. Tijdens deze zitting zijn de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig.

De rechtbank onderzoekt de gronden van het beroep en concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij en zijn gezin bij terugkeer in Georgië gevaar lopen. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet naar de politie is gegaan met zijn problemen en dat er onvoldoende bewijs is dat de politie hem niet zou helpen. De minister heeft de relevante elementen van de asielaanvraag geloofwaardig bevonden, maar concludeert dat dit niet leidt tot een verlening van de verblijfsvergunning, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat Georgië voor hem persoonlijk geen veilig land is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29149
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),

en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1997] . Hij heeft op 31 mei 2024 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 juli 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser is verschenen op de zitting van 4 september 2024. Omdat er geen tolk aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter de behandeling van het beroep aangehouden tot 12 september 2024. Op 12 september 2024 heeft de voorzieningenrechter het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M.K. Abshidze als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zestien jaar geleden heeft een (ver) familielid van eiser zijn oma afgeperst en vermoord. Om de moord te
1. Zaak NL24.29150
verhullen heeft het familielid het huis van eisers oma in brand gestoken. Hij is hiervoor vervolgd tot een gevangenisstraf van zestien jaar. Nadat hij is vrijgekomen werd eiser door hem bedreigd en afgeperst. Eiser heeft aan hem een bedrag van 3.000 lari gegeven. Hij nam hier geen genoegen mee en heeft hem opnieuw bedreigd. Eiser vreest voor de veiligheid van zijn gezin en is eerst ondergedoken en daarna met zijn vrouw en kind naar Nederland gereisd. Eiser heeft geen aangifte gedaan omdat hij niet wilde wachten tot de politie maatregelen zou nemen. Dit zou te lang duren.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • bedreigingen door familielid.
De minister vindt de relevante elementen geloofwaardig. Toch kan dat volgens de minister niet leiden tot verlening van een verblijfsvergunning asiel, omdat eiser uit Georgië komt en Georgië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Georgië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dus voor hem persoonlijk geen veilig land is. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat om voor zijn problemen de bescherming van de Georgische autoriteiten in te roepen.
Heeft de minister kunnen oordelen dat Georgië voor eiser een veilig land is?
6. Eiser voert aan voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat zich in Georgië individuele problemen voordoen en hebben voorgedaan waartegen de Georgische autoriteiten geen bescherming hebben kunnen of willen bieden. Als de feiten uit het verleden geloofwaardig zijn, dan is het zeer waarschijnlijk dat eiser en zijn gezin bij terugkeer geweld zal worden aangedaan. Bedreiging is moeilijk te bewijzen en daarnaast heeft Georgië te maken met zeer hoge criminaliteitscijfers (zeker gelet op de lage bevolkingsdichtheid). In 2022 is in slechts de helft van de in Georgië gepleegde 54.177 strafbare feiten een veroordeling uitgesproken2. Eiser heeft er daarom geen vertrouwen in dat de Georgische politie tijdig en adequaat actie zal ondernemen. Hij en zijn gezin kunnen geen effectieve bescherming van de Georgische autoriteiten verwachten.
7. Tussen partijen is niet geschil dat Georgië in zijn algemeenheid als een veilig land van herkomst moet worden beschouwd. Er bestaat dan ook een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land, behoudens categorieën uitzonderingen, geen internationale bescherming nodig hebben. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het in dat geval aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming bij eventuele problemen voor hem gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is.i
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser is met zijn problemen niet naar de politie gegaan. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de politie hem niet zou helpen en geen tijdig onderzoek
2 Eiser verwijst daarbij naar: https://www. [website]
zou doen naar de afpersing en bedreiging. De minister merkt hierover terecht op dat het hier gaat om een bekende van de politie die eerder is opgepakt en vervolgd en dat het gelet hierop niet aannemelijk is dat de politie niet in actie zal komen. De stelling dat de politie hem niet tijdig zou helpen, berust op een vermoeden waarvoor onvoldoende aanknopingspunten bestaan. De verwijzing van eiser naar statistieken van in Georgië bestaande criminaliteit, heeft de minister in dit verband onvoldoende mogen vinden. Dat in een groot aantal strafzaken geen veroordeling is uitgesproken kan gelegen zijn in meerdere oorzaken. Hiermee heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij en zijn gezin niet op adequate manier door de politie zullen worden geholpen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond Het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn daarvan het wettelijk gevolg.ii Verweerder heeft ook die besluiten terecht genomen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 oktober 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2755)
ii Dit is terug te vinden in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.