In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Georgische nationaliteit, heeft op 31 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 15 juli 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiseres is op 4 september 2024 verschenen, maar de zitting werd aangehouden tot 12 september 2024 vanwege het ontbreken van een tolk. Tijdens de zitting op 12 september 2024 werd het beroep behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft Georgië verlaten uit angst voor een familielid van haar echtgenoot, die haar echtgenoot heeft afgeperst. De rechtbank stelt vast dat, hoewel Georgië in het algemeen als een veilig land wordt beschouwd, eiseres niet heeft aangetoond dat zij en haar gezin bij terugkeer in gevaar zouden komen. De minister heeft terecht geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Georgische autoriteiten geen bescherming kunnen bieden. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, wat leidt tot een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024.