ECLI:NL:RBDHA:2024:1832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/09/660006 JE RK 24-95
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblematiek

Op 31 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, zijn advocaat, een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI), de gezinshuisouders en de moeder van de minderjarige aanwezig waren. De GI verzocht om een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een periode van zes maanden, omdat de minderjarige ernstige gedragsproblemen vertoonde en eerdere plaatsingen niet succesvol waren geweest. De minderjarige had moeite met het naleven van regels en toonde gevaarlijk gedrag, wat leidde tot onveilige situaties in het gezinshuis.

Tijdens de zitting heeft de minderjarige verweer gevoerd tegen de gesloten plaatsing en aangegeven dat hij niet in jeugdzorg wilde blijven. De gezinshuisouders bevestigden dat er steeds weer incidenten waren en dat de minderjarige behandeling nodig had. De kinderrechter overwoog dat, op basis van de Jeugdwet, een machtiging voor gesloten jeugdhulp alleen kan worden verleend als dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de jeugdige en om te voorkomen dat hij zich aan de hulp onttrekt. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de minderjarige ernstig was en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk was om hem een veilige omgeving te bieden voor stabilisatie en behandeling.

De kinderrechter verleende de machtiging voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid om na deze periode te evalueren of verdere gesloten plaatsing nodig was. De beslissing werd mondeling gegeven en op schrift gesteld op 8 februari 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/660006 / JE RK 24-95
Datum uitspraak: 31 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. G.L. Gijsberts te Den Haag.
De rechtbank merkt als informanten aan:
[naam 1] , en [naam 2] ,
hierna te noemen: de gezinshuisouders.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 18 januari 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 20 januari 2024.
1.2.
Op 31 januari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- [naam 3] , een vertegenwoordiger van de GI;
  • de gezinshuisouders;
  • de moeder van [minderjarige] als toehoorder.
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
2.2.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. [minderjarige] is de afgelopen anderhalf haar meermaals overgeplaatst naar een andere woonplek vanwege de gedragsproblematiek die hij laat zien. Hij verbleef eerst bij zijn grootouders en daarna (steeds voor betrekkelijke korte periodes) bij een crisispleeggezin, een woongroep in [plaats 1] , [woongroep 1] en [woongroep 2] in [plaats 2] . Het is tot op heden niet gelukt om [minderjarige] de juiste behandeling te geven, omdat hij weigert in contact te gaan, niet wil meewerken aan diagnostiek en niet openstaat voor behandeling. Sinds maart 2023 verblijft hij in een gezinshuis. Dat verliep aanvankelijk positief, maar zijn gedrag is in de afgelopen maanden steeds zorgelijker geworden: explosief en grensoverschrijdend. [minderjarige] neemt zijn medicatie niet of beperkt en leeft de regels niet na. Hij heeft tijdens een ruzie een andere jongen in een wurggreep gehouden. Tijdens de vakantie van de gezinshuisouders in december 2023 heeft [minderjarige] een grote kortsluiting veroorzaakt. De gezinshuisouders hebben daarover met [minderjarige] gesproken. In de daarop volgende weken is het gedrag van [minderjarige] toch weer verslechterd. Hij liet onrustig gedrag zien thuis en op school, was moeilijk te begrenzen en nam zijn medicatie niet in. In het gezinshuis was weer sprake van onveilige situaties en sabotage en dreigementen richting een ander kind en was er geen contact met [minderjarige] te maken. Daarom is hij met spoed op [jeugdzorg] geplaatst. [minderjarige] verblijft inmiddels in [jeugdzorg] en lijkt niet goed te begrijpen waarom hij gesloten is geplaatst en behandeling nodig heeft. Hij is nog erg emotioneel en wil niet in [jeugdzorg] blijven en in gesprek gaan. Zowel [jeugdzorg] als de gedragswetenschappers hebben aangegeven dat het van belang is dat er snel wordt gestart met diagnostiek zodat duidelijk wordt wat er nodig is. Gelet op de ernst van de situatie en de problematiek krijgt hij voorrang op de wachtlijst van de therapeut. De situatie in het gezinshuis was niet langer houdbaar en op dit moment is er geen ander alternatief binnen een open setting. [minderjarige] heeft een periode van stabilisatie nodig, waarbij er ruimte moet komen voor diagnostiek en behandeling. De GI verzoekt om de machtiging voor drie maanden toe te wijzen en aan te houden voor het overige zodat er na drie maanden gekeken kan worden of wat er nog nodig is en of [minderjarige] naar een (meer) open setting kan. Daarbij is het van belang dat [minderjarige] zich de komende maanden gaat openstellen en gaat meewerken aan diagnostiek en behandeling.

3.De standpunten

3.1.
[minderjarige] heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzochte. Volgens [minderjarige] ging het de afgelopen periode juist weer wat beter en hij had niet verwacht dat hij gesloten zou worden geplaatst. [minderjarige] wil niet in [jeugdzorg] blijven. Hij wil naar de open setting zodat hij ook naar zijn dagbesteding bij de roofvogelopvang kan. Volgens [minderjarige] gaat een gesloten plaatsing hem niet helpen, omdat hij zich binnen de gesloten setting niet kan openstellen voor behandeling en geen stappen kan maken. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de plaatsing een traumatische ervaring is geweest voor [minderjarige] . Hij wil het liefst terug naar de gezinshuisouders. De verzochte duur van zes maanden is te lang. [minderjarige] is een kwetsbare jongen en het is van belang dat hij zo kort mogelijk gesloten zit en de diagnostiek zo snel mogelijk van de grond komt.
3.2.
De gezinshuisouders hebben naar voren gebracht dat er steeds weer incidenten waren waarbij [minderjarige] geen inzicht toonde waarom hij zich zo gedroeg. Het ging telkens even beter, maar daarna ontstonden er weer nieuwe incidenten. Hierdoor is het gezinshuis op dit moment geen veilige plek meer. [minderjarige] wil met niemand in gesprek en heeft echt behandeling nodig.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechtbank deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] met spoed gesloten is geplaatst, omdat hij al langere tijd steeds meer en ernstiger zorgelijk gedrag liet zien in het gezinshuis waarbij hij moeilijk te begrenzen was, de regels niet naleefde en onvoldoende inzicht toonde gevaarlijke situaties liet ontstaan. Hierdoor kan zijn veiligheid en die van anderen in het gezinshuis niet langer worden gewaarborgd en zijn er geen andere alternatieven binnen de open setting mogelijk. Het gesloten kader is noodzakelijk om [minderjarige] een veilige plek te bieden waar hij kan stabiliseren. Het is van belang dat de diagnostiek en behandeling van [minderjarige] , die de afgelopen jaren steeds niet van de grond zijn gekomen, zo snel mogelijk worden opgestart. Om de komende periode toe te kunnen werken naar de open setting is het van belang dat [minderjarige] zich openstelt en meewerkt aan de hulpverlening. Een gesloten plaatsing dient zo kort mogelijk te duren. De kinderrechter zal de machtiging daarom toewijzen voor de duur van drie maanden en aanhouden voor het overige, zodat na drie maanden gekeken kan worden wat er nog moet gebeuren en of [minderjarige] al op een veilige manier naar de open setting kan. Indien de gecertificeerde instelling het aangehouden deel van het verzoek handhaaft dient er een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper te worden overhandigd.
4.3.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 31 januari 2024 tot 30 april 2024;
5.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 30 april 2024, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de gezinshuisouders en [minderjarige] en zijn advocaat dienen te worden opgeroepen;
5.3.
gelast de gecertificeerde instelling voorafgaand aan de nader te bepalen zitting aan de kinderrechter en de belanghebbenden een
schriftelijke updatetoe te zenden waarin zij haar standpunt kenbaar maakt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek, dan wel een nieuw verzoekschrift in te dienen;
5.4.
gelast de gecertificeerde instelling, indien zij het aangehouden deel van het verzoek handhaaft, een
nieuwe instemmingsverklaringvan een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, toe te zenden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 8 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.