In deze zaak heeft eiser op 28 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 september 2023 aan eiser laten weten dat zijn aanvraag is opgenomen in de nationale procedure. Eiser heeft de minister op 9 januari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
In deze zaak is vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 10 augustus 2023 in de nationale procedure is opgenomen, waardoor de wettelijke beslistermijn van 15 maanden op 11 augustus 2023 is aangevangen. De ingebrekestelling van 9 januari 2024 is prematuur ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.