ECLI:NL:RBDHA:2024:18321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
NL24.2820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 28 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 september 2023 aan eiser laten weten dat zijn aanvraag is opgenomen in de nationale procedure. Eiser heeft de minister op 9 januari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.

In deze zaak is vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 10 augustus 2023 in de nationale procedure is opgenomen, waardoor de wettelijke beslistermijn van 15 maanden op 11 augustus 2023 is aangevangen. De ingebrekestelling van 9 januari 2024 is prematuur ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

Eiser heeft op 28 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 5 september 2023 heeft de minister aan eiser laten weten dat zijn aanvraag is opgenomen in de nationale procedure.
Bij brief van 9 januari 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat
een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 42, zesde lid, moet de
minister binnen vijftien maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. Op grond van artikel 42, zesde lid van de Vw vangt, indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid, aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
6. De aanvraag van eiseres is op 10 augustus 2023 opgenomen in de nationale
procedure nadat was vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van 15 maanden, die in het beroepschrift niet wordt bestreden, vangt derhalve aan op 11 augustus 2023. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 9 januari 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn nog niet is verstreken Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

8.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.