In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die stelt de Servische nationaliteit te hebben, werd op 24 januari 2024 aangehouden wegens winkeldiefstal en kon geen identificerende documenten tonen. De staatssecretaris legde haar op 25 januari 2024 een maatregel van bewaring op, omdat er een risico bestond dat zij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij ook verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring op juiste gronden heeft opgelegd. Eiseres had geen geldig reisdocument en was niet ingeschreven op een adres in de Basisregistratie Personen. De rechtbank oordeelde dat de zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en dat er een risico op onttrekking bestond. Eiseres voerde aan dat een meldplicht voldoende zou zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom dit niet het geval was.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het terugkeerbesluit en inreisverbod dat aan eiseres was opgelegd, rechtsgeldig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 februari 2024.