ECLI:NL:RBDHA:2024:1838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
NL24.3140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die stelt de Servische nationaliteit te hebben, werd op 24 januari 2024 aangehouden wegens winkeldiefstal en kon geen identificerende documenten tonen. De staatssecretaris legde haar op 25 januari 2024 een maatregel van bewaring op, omdat er een risico bestond dat zij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij ook verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring op juiste gronden heeft opgelegd. Eiseres had geen geldig reisdocument en was niet ingeschreven op een adres in de Basisregistratie Personen. De rechtbank oordeelde dat de zware en lichte gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en dat er een risico op onttrekking bestond. Eiseres voerde aan dat een meldplicht voldoende zou zijn geweest, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom dit niet het geval was.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het terugkeerbesluit en inreisverbod dat aan eiseres was opgelegd, rechtsgeldig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier, en is openbaar gemaakt op 15 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3140

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk af te doen. Eiseres heeft op 1 februari 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 2 februari 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 5 februari 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Servische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1999. Eiseres is op 24 januari 2024 strafrechtelijk aangehouden omdat zij wordt verdacht van een winkeldiefstal. Zij kon hierbij geen identificerende documenten tonen. In verband met een eerdere strafrechtelijke aanhouding op 11 januari 2023 bevond zich in het systeem een kopie van haar Servische paspoort. Op 25 januari 2024 is eiseres overgenomen en opgehouden op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw. Zij is gehoord door middel van een beëdigde tolk in de Italiaanse taal. Daarna heeft verweerder de maatregel van bewaring opgelegd.
De zware en lichte gronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2.1
Eiseres stelt in beroep dat de zware en de lichte gronden ten onrechte door verweerder zijn tegengeworpen. Zware grond 3a is ten onrechte tegengeworpen omdat zij Nederland is ingereisd met het tijdelijke document dat zij had verkregen van de Franse autoriteiten in afwachting van haar asielaanvraag die zij daar had gedaan. Eiseres was in de veronderstelling dat zij met deze papieren vrijelijk binnen het Schengengebied kon reizen.
Ten aanzien van de zware grond 3f voert eiseres aan dat zij deze Franse documenten meteen heeft getoond en heeft geregeld dat verweerder meteen in het bezit van die documenten kwam. De gegevens komen overeen met de kopie van haar Servische paspoort waardoor haar identiteit voldoende is aangetoond. De lichte grond 4c is ten onrechte tegengeworpen omdat bekend en duidelijk is dat eiseres bij haar tante, tevens aankomende schoonmoeder, op een adres in [plaats] verblijft. Hier is zij ook bij haar eerdere strafrechtelijke aanhouding op 11 januari 2023 aangetroffen. Zij verblijft daar nog steeds. Verweerder heeft daarom ook de lichte grond 4d ten onrechte tegengeworpen. Haar tante is bereid om alle kosten voor haar rekening te nemen, waaronder de kosten van terugkeer.
2.2
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak [1] kan verweerder met betrekking tot sommige zware gronden van de maatregel van bewaring volstaan met de toelichting waaruit de feitelijke juistheid van de gronden blijkt. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond 3a feitelijk juist is en door verweerder voldoende is toegelicht. Uit de systemen is gebleken dat het paspoort van eiseres is verlopen en zij niet in het bezit is van een geldig reisdocument met een inreisstempel van het Schengengebied of Nederland waaruit verweerder kan afleiden dat eiseres op de voorgeschreven wijze is ingereisd.
Eiseres heeft dit ook niet onderbouwd met de Franse documenten die niet kunnen worden aangemerkt als grensoverschrijdingsdocument. Ten aanzien van zware grond 3f is de rechtbank ook van oordeel dat deze grond feitelijk juist is, nu eiseres in het gehoor voorafgaand aan haar inbewaringstelling heeft verklaard dat zij haar paspoort in Frankrijk heeft achtergelaten en niet heeft meegenomen naar Nederland.
De rechtbank is ook van oordeel dat de lichte gronden juist zijn toegelicht. Eiseres staat, zo bleek na raadpleging door verweerder, niet in de Basisregistratie Personen (BRP) op een adres ingeschreven, dus ook niet op het door haar opgegeven adres van haar gestelde tante. Zij beschikt ook niet over voldoende middelen van bestaan. De stelling van eiseres dat haar tante bereid is om haar te onderhouden, slaagt niet omdat ten aanzien van grond 4d bepalend is dat eiseres een inkomen heeft waarover zij zelfstandig beschikt [2] . Gelet op de feitelijke juistheid van de zware en lichte gronden is sprake van ten minste twee gronden als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb en is er een risico dat eiseres zich zal onttrekken aan het toezicht.
Lichter middel
3. Eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met een meldplicht in plaats van het opleggen van een maatregel van bewaring. Het was duidelijk dat eiseres zich bevond op het adres van haar tante. Zij is momenteel verloofd met de zoon van haar tante en er staat een huwelijk gepland. Er zal gekeken worden of er alvast een verblijfsvergunning voor eiseres kan worden aangevraagd.
3.1
De rechtbank vindt dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. Zo heeft hij in de maatregel van bewaring gemotiveerd dat het risico op onttrekking, gelet op de zware en lichte gronden, bij het opleggen van een meldplicht te groot is. Daarbij heeft verweerder ook terecht betrokken dat eiseres in het gehoor heeft aangegeven dat zij wil terugkeren naar Frankrijk maar niet naar Servië en dat zij aangeeft dat zij een dochter heeft van acht maanden die kennelijk niet door eiseres, maar door haar ouders in Frankrijk wordt verzorgd. Eiseres heeft bovendien niet onderbouwd dat zij daadwerkelijk een kind in Frankrijk heeft. Dat zij momenteel verloofd is met iemand in Nederland heeft zij ook niet onderbouwd. Bovendien maakt dit volgens de rechtbank niet dat het risico op onttrekking geringer is. Verder is niet gebleken dat de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend voor eiseres is omdat zij in het gehoor heeft verklaard gezond te zijn, dat zij geen medicatie gebruikt en niet onder doktersbehandeling staat.
Het terugkeerbesluit en het inreisverbod
4. Eiseres heeft in haar beroepschrift ook gronden aangevoerd tegen het op 25 januari 2024 opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen beroep heeft ingediend tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod dat haar bij apart besluit van 25 januari 2024 is opgelegd. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling [3] betekent dit dat de bewaringsrechter zich niet mag uitlaten over de rechtmatigheid van een terugkeerbesluit of inreisverbod. De bewaringsrechter moet wel controleren of voorafgaand aan, dan wel gelijktijdig met, de maatregel van bewaring een terugkeerbesluit is genomen. Er moet een besluit zijn dat als terugkeerbesluit is aan te merken en waarop de bewaring kan worden gebaseerd. Deze toets komt erop neer dat de rechter controleert of het besluit voldoet aan de specifieke vereisten die aan een terugkeerbesluit worden gesteld. Vereist is dat daarin wordt vastgesteld dat het verblijf van de vreemdeling onrechtmatig is of onrechtmatig wordt verklaard, dat er een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld en dat daarbij een land of landen van terugkeer worden vermeld. De bewaringsrechter moet daarnaast toetsen of een terugkeerbesluit voldoet aan de algemene vereisten die aan elk besluit worden gesteld om als besluit te worden gekwalificeerd, als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.2
De rechtbank stelt vast dat hiervan sprake is. Het terugkeerbesluit bevindt zich in het dossier. Hierin staat vermeld dat eiseres onrechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat zij verplicht is om terug te keren naar haar land van herkomst Servië. Verder voldoet het besluit aan de vereisten van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank komt, gelet op dit oordeel, niet toe aan de bespreking van deze beroepsgrond.
Ziet de rechtbank zelf andere redenen waarom de maatregel van bewaring onrechtmatig is?
5. Ook ambtshalve is de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:399.