In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 11 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 augustus 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft op 14 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd of eiser bij terugkeer naar Syrië, specifiek naar Raqqa, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om dit motiveringsgebrek te herstellen via een bestuurlijke lus. Eiser heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met de vrees voor arrestatie vanwege zijn status als reservist en de risico's van het regime in Syrië. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van eiser en de actuele situatie in Syrië.
De rechtbank biedt de minister zes weken de tijd om het gebrek in de motivering te herstellen, waarna eiser vier weken krijgt om te reageren op de aanvullende motivering. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 november 2024.