Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Zeven, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de minister van Asiel en Migratie op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de bijlage die aan de uitspraak is gehecht, waarin het wettelijk kader en de relevante overwegingen zijn uiteengezet. Eiser heeft tijdig een ingebrekestelling ingediend, waardoor het beroep ontvankelijk is verklaard. De rechtbank benadrukt dat als de beslistermijn niet wordt nageleefd, de minister een dwangsom verschuldigd is, en dat de rechtbank in bijzondere gevallen kan afwijken van de standaardtermijn voor het nemen van een besluit. De uitspraak is gepubliceerd op de website van de Rechtspraak.