ECLI:NL:RBDHA:2024:18580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2024, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, hebben op 17 mei 2023 asielaanvragen ingediend. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door L. Brons, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 het onderzoek gesloten, omdat partijen hebben aangegeven af te zien van hun recht om ter zitting te worden gehoord.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat de eisers de minister voor het verstrijken van de beslistermijn in gebreke hebben gesteld. De ingebrekestelling, die op 15 augustus 2024 is ingediend, is twee dagen te vroeg gedaan en daarom niet geldig. De rechtbank verwijst naar de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat een ingebrekestelling pas geldig is als deze na het verstrijken van de beslistermijn is ingediend.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de asielaanvragen van eisers, die onder het WBV 2023/3 vallen, vijftien maanden bedraagt en op 17 augustus 2024 is verstreken. Aangezien de ingebrekestelling niet geldig is, voldoet het beroep niet aan de vereisten van de Awb en wordt het niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.