ECLI:NL:RBDHA:2024:18645
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een asielaanvraag had ingediend. Eiser stelde dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft overwogen dat de ingebrekestelling door eiser op 5 september 2024 te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op basis van de WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Dit betekende dat de Minister uiterlijk op 2 januari 2025 op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij een zitting nodig achtten, maar omdat hierop geen verzoek volgde, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn door middel van de WBV en stelde dat een individuele kennisgeving vereist was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn niet onrechtmatig was en dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Vw zich voordeed.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rommes, en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2024.