In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 oktober 2024, wordt het beroep van eiser, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser, zoals eerder bepaald in een uitspraak van 29 april 2024. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om het beroep aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om snel tot een beslissing te komen.
De rechtbank stelt vast dat het beroep terecht is ingediend, aangezien verweerder in gebreke is gebleven om tijdig een besluit te nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt eiser de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.