In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.W. Verweij, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door R. Ishaak, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid. De rechtbank had eerder, op 8 februari 2024, bepaald dat verweerder binnen een bepaalde termijn moest beslissen, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 17 oktober 2024.