ECLI:NL:RBDHA:2024:18692
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer dat niet is vermeld, was sinds 12 september 2024 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen het voortduren van deze maatregel ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de minister van Asiel en Migratie, conform de Vreemdelingencirculaire, na zes maanden inbewaringstelling een belangenafweging dient te maken. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld en dat er zicht op uitzetting naar Algerije was, aangezien de Algerijnse autoriteiten een laissez-passer hadden toegezegd en er een vlucht was geboekt voor 21 november 2024. De rechtbank oordeelde dat de stelling van de eiser dat hij niet tijdig was geïnformeerd over de belangenafweging niet opging, omdat er geen wettelijke verplichting was voor de minister om de gemachtigde van de vreemdeling hierover te informeren. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af en concludeerde dat de maatregel van bewaring proportioneel was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.