ECLI:NL:RBDHA:2024:18727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
NL24.32900 en NL24.32901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag en beoordeling van nationaliteitseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 15 augustus 2024 een aanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 21 augustus 2024 als niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelt dat eiser geen nieuwe relevante elementen heeft aangevoerd die zijn aanvraag kunnen onderbouwen. Eiser heeft een Ghanese paspoort overgelegd, maar dit document doet geen afbreuk aan de eerdere vaststelling dat hij de Zuid-Afrikaanse nationaliteit bezit. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in staat is geweest om aan te tonen welke nationaliteit(en) hij heeft en wie hij precies is, wat hem in deze procedure niet ten goede komt. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De rechtbank wijst erop dat er een gebrek is in de ondertekening van de beschikking, maar dit gebrek kan worden gepasseerd omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.625,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32900 (beroep) en NL24.32901 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 15 augustus 2024 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard [1] .
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn samen op 7 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, O. Bakah als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser heeft zijn eerste asielaanvraag ingediend op 28 mei 2024. Deze aanvraag heeft verweerder op 14 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep tegen deze afwijzing is op 14 augustus 2024 door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard. [2] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft de uitspraak van de rechtbank op 30 september 2024 bevestigd. [3] Dit besluit staat dus in rechte vast.
2.1.
Aan de opvolgende asielaanvraag legt eiser het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij zijn originele Ghanese paspoort heeft overgelegd. Hiermee heeft hij zijn identiteit, herkomst en nationaliteit aangetoond. Volgens eiser is ten onrechte zijn Ghanese paspoort als niet relevant beschouwd.
Het bestreden besluit
3. Verweerder stelt dat eiser geen relevante nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd. Eiser heeft een origineel Ghanees paspoort overgelegd met persoonsgegevens die eiser heeft opgegeven tijdens de vorige procedure. Verweerder acht dit document echter niet relevant voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser omdat met dit Ghanese paspoort alleen, in het meest gunstige geval, kan worden onderbouwd dat eiser de Ghanese nationaliteit bezit. Dit doet echter niet af aan het feit dat eiser ook de Zuid-Afrikaanse nationaliteit bezit, zoals in de vorige procedure reeds is vastgesteld. Eiser kan niet met officiële documenten aantonen dat hij de Zuid-Afrikaanse nationaliteit niet bezit. Om die reden wordt het overgelegde Ghanese paspoort als niet relevant beschouwd. Hieruit volgt namelijk niet dat verweerder het asielrelaas van eiser niet heeft kunnen toetsen in het licht van zijn Zuid-Afrikaanse nationaliteit.
Het ligt op de weg van eiser om aan te tonen welke nationaliteit(en) hij heeft en wie hij precies is. Daar is hij niet in geslaagd. Verweerder verklaart de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk. Het terugkeerbesluit en inreisverbod zijn nog steeds geldig. Ook blijft eiser in grensdetentie.
Wat is het oordeel van de rechtbank in beroep?
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de beschikking onbevoegd genomen?
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat met ingang van 2 juli 2024 de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht is gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank stelt vast dat de beschikking van 25 juli 2024 ten onrechte is opgelegd namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. De rechtbank is echter, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2007 [4] , van oordeel dat dit gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [5] . De beschikking is ondertekend door een ambtenaar die daartoe bevoegd was. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eiser door de onjuiste ondertekening in zijn belangen is geschaad.
Is er sprake van nieuwe relevante elementen en bevindingen?
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser aan zijn opvolgende asielaanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de aanvraag. Eiser heeft een Ghanees paspoort overgelegd. Bureau Documenten heeft dit Ghanese paspoort origineel bevonden. Verder heeft eiser een kopie schoolcertificaat, een aanbevelingsbrief en een doopcertificaat overgelegd. Deze documenten doen echter geen afbreuk aan het feit dat in eisers eerdere asielprocedure door deze rechtbank en zittingsplaats is geoordeeld dat verweerder er vanuit heeft kunnen gaan dat eisers Zuid-Afrikaanse paspoort echt is en dat eiser de Zuid-Afrikaanse nationaliteit heeft. [6] Juist omdat eiser twee paspoorten heeft, te weten een Ghanese en een Zuid-Afrikaanse met daarin verschillende personalia ligt het redelijkerwijs op zijn weg om aan te tonen welke nationaliteit(en) hij heeft en wie hij precies is. Daarin is hij niet geslaagd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. Omdat de rechtbank vandaag heeft beslist op het beroep, is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als niet-ontvankelijk. Het beroep is daarom ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft.
9. Vanwege het onder rechtsoverweging 5 geconstateerde gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser van € 2.2625,-
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingenwet 2000.
3.202405184/1/V2.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9588.
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13683, rechtsoverweging 5.1 en 6.1. In hoger beroep is de uitspraak bevestigd.