ECLI:NL:RBDHA:2024:18788
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER voor verblijf bij minderjarige kinderen en belangenafweging artikel 8 EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER voor verblijf bij zijn minderjarige Nederlandse kinderen. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 8 augustus 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 24 april 2024 ongegrond verklaard. Eiser, geboren in 1997 en van Somalische nationaliteit, verblijft in Oostenrijk en heeft een Oostenrijks verblijfsdocument. Zijn partner en twee kinderen verblijven in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn partner aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het hogere belang van de kinderen, vooral gezien de bijzondere medische situatie van de jongste zoon, die intensieve zorg nodig heeft. Eiser heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk zorg- en opvoedingstaken verricht, wat door verweerder niet voldoende is erkend. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging van verweerder niet in overeenstemming is met de vereisten van artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kinderen als zelfstandig belang in de afweging moeten worden meegenomen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald.