ECLI:NL:RBDHA:2024:18814
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 29 januari 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag zorgvuldig overwogen. Eiser betoogde dat hij niet kan worden overgedragen aan Kroatië vanwege het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en verwees naar eerdere rechterlijke uitspraken en een AIDA-rapport dat de situatie van asielzoekers in Kroatië beschrijft. De rechtbank concludeert echter dat de minister nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië.
Eiser voerde ook aan dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom zijn asielaanvraag niet onverplicht behandeld werd. De rechtbank oordeelt dat de minister geen onjuiste beslissing heeft genomen en dat de algemene omstandigheden en persoonlijke ervaringen van eiser al in de eerdere beoordeling zijn meegenomen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.