ECLI:NL:RBDHA:2024:18862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
23/7048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft inzake ontheffing arbeidsinschakeling en tegenprestatie onder de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft om hem geen ontheffing te verlenen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie onder de Participatiewet (Pw). Eiser, die sinds 7 december 2016 een uitkering ontvangt op grond van de Pw, heeft rug- en pijnklachten. Het college heeft op 2 januari 2023 een primair besluit genomen waarin eiser geen ontheffing werd verleend. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 21 september 2023, na behandeling van het bezwaar van eiser.

De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het medisch advies van [bedrijf] zorgvuldig en inzichtelijk is, en dat er geen medische urenbeperking is vastgesteld die een ontheffing zou rechtvaardigen. Eiser betwist de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelt dat het medisch advies ondeugdelijk is, omdat er geen aanvullend lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en er geen informatie is ingewonnen bij andere medisch deskundigen.

De rechtbank oordeelt dat het college op basis van het medisch advies van de arts heeft kunnen concluderen dat eiser kan werken of een re-integratietraject kan volgen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd die zijn beweringen onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink op 18 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7048

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.W.M. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: mr. J. Schokker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college om hem geen ontheffing te verlenen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Bij het primaire besluit van 2 januari 2023 heeft het college eiser geen ontheffing verleend. Met het bestreden besluit van 21 september 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij het primaire besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiser ontvangt sinds 7 december 2016 een uitkering op grond van de Pw. Hij is bekend met rug- en pijnklachten
.Medio oktober 2022 heeft het college [bedrijf] Medisch Advies ( [bedrijf] ) gevraagd om een volledig belastbaarheidsonderzoek uit te voeren bij eiser. Met als doel duidelijk te krijgen of er beperkingen zijn met betrekking tot de re-integratie van eiser in het kader van de Pw. Vervolgens heeft een arts van [bedrijf] eiser gezien op het spreekuur op 15 december 2022 en een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) in het kader van de Pw ingevuld. De onderzoeksresultaten staan in het rapport Medisch Advies Participatiewet van 16 december 2022. Op 22 december 2022 heeft een psycholoog van [bedrijf] eiser gezien op het spreekuur. De resultaten staan in de rapportage van 22 december 2022. Op 30 december 2022 heeft een arbeidsdeskundige van [bedrijf] een telefonisch spreekuurcontact gehouden met eiser. De resultaten staan in de rapportage van 1 januari 2023.
2.1.
Het college heeft vervolgens het primaire besluit genomen en daarbij verwezen naar het medisch advies van [bedrijf] . Eiser ervaart beperkingen die zijn belastbaarheid beïnvloeden maar er is geen sprake van een medische urenbeperking. Het college vindt daarom dat eiser kan werken of een re-integratietraject kan volgen en er om die reden geen ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling verleend wordt.
2.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de arbeidsdeskundige een aanvullende rapportage opgesteld op 7 maart 2023. Hij heeft geen aanleiding gezien om zijn eerdere conclusie te wijzigen. Het college heeft de door eiser in bezwaar overgelegde stukken, waaronder medische stukken van de neuroloog van 5 maart 2019 en 3 juli 2019 en van de revalidatiearts werkzaam bij Spine&Joint Centre van 2 oktober 2019 en 29 januari 2020, gedeeld met de arts. De arts heeft na bestudering van de stukken geen aanleiding gezien om aanvullend onderzoek uit te voeren en de belastbaarheid van eiser aan te passen.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college, met aanpassing van de juridische grondslag en verwijzing naar het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften van 11 september 2023, het bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling van de rechtbank

3. De voor de beoordeling relevante wettelijke bepalingen staan in de bij de uitspraak behorende bijlage.
4. Eiser betwist dat de adviezen van de medisch adviseur van [bedrijf] zorgvuldig, juist en deugdelijk gemotiveerd zijn. In dat kader stelt hij dat de FML tot stand is gekomen zonder nader lichamelijk onderzoek en zonder informatie te hebben ingewonnen bij andere medisch deskundigen. Eiser betwist de juistheid van de FML. In het medisch advies van 16 december 2022 staat dat hij maximaal 60 minuten kan zitten en maximaal 45 tot 60 minuten kan staan. In de FML zijn echter geen beperkingen aangenomen voor zitten, zitten tijdens werk en staan. Verder is slechts een lichte beperking aangenomen ten aanzien van lopen tijdens werk en staan tijdens werk. Dat is onbegrijpelijk gelet op het medisch advies van maximaal 45 tot 60 minuten staan. De arts kan volgende de MAOC-Richtlijn [1] ook als de beperkingen medisch gezien onvoldoende objectiveerbaar zijn toch beperkingen aannemen in de FML. In de anamnese zijn fysieke en dynamische beperkingen naar voren gekomen. Dit blijkt temeer uit de eerdere onderzoeksbevindingen van de behandelende sector. De arts heeft echter nagelaten om informatie van de behandelende sector op te vragen. Eiser stelt dat het medisch advies daarom ondeugdelijk tot stand is gekomen. Eiser acht zich fysiek niet in staat om arbeid te verrichten en wil daarom een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting voor de duur van twee jaar conform de beleidsregels [2] van het college.
4.1.
In artikel 9, eerste lid, van de Pw staan de verplichtingen tot arbeidsinschakeling. Artikel 9, tweede lid, van de Pw biedt het college de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen genoemd in het eerste lid, onderdelen a en c, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. De bewijslast van dringende redenen die aanleiding kunnen vormen om tijdelijke ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen rust op eiser. [3]
4.2.
Een bestuursorgaan mag eerst op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat een arts autonoom is in het bepalen van de onderzoeksmethode ter beoordeling van het arbeidsvermogen. Blijkens de stukken heeft de arts eiser gezien op 15 december 2022 en een lichamelijke onderzoek uitgevoerd. Ook is er een medische en sociale anamnese afgenomen waaronder het dagverhaal van eiser. Verder zijn de sociale knelpunten besproken. De beperkingen heeft de arts nader gedefinieerd in de FML. De arts heeft geen nadere informatie opgevraagd omdat er middels anamnese, lichamelijk onderzoek en observatie voldoende medische gegevens bekend waren.
Blijkens de rapportage van 16 december 2022 heeft eiser tijdens de medische anamnese verklaard dat hij al enige tijd niet meer wordt behandeld voor zijn ervaren klachten en dat hij ook geen medicatie gebruikt. Gelet daarop was het ook niet aangewezen om informatie bij de behandelende sector op te vragen.
De arts heeft daarnaast ook overleg gehad met de arbeidsdeskundige. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de arts nog de gronden van het bezwaar en de door eiser overgelegde medische stukken bekeken. Daarbij komt dat de arts eiser ook heeft geobserveerd. De rechtbank merkt nog op dat de arts beperkingen heeft opgenomen in de FML vanwege de door eiser ervaren, niet objectiveerbare, rugklachten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het advies van de arts op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het inzichtelijk is op welke wijze de arts tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die onderbouwen dat hij ernstigere medische belemmeringen heeft ten tijde in geding. De rechtbank ziet, anders dan eiser stelt, geen discrepantie tussen het advies van de arts ten aanzien van zitten en staan en de vertaling daarvan in de FML. Het college heeft in zijn verweerschrift van 28 mei 2024 gewezen op rubriek V van de FML (statische houdingen, pagina 9 onder punt 9) waarin de arts heeft aangegeven dat er specifieke eisen zijn aan de afwisseling van houdingen. Er bestaan beperkingen in zwaar fysieke arbeid en voor aaneengesloten lang staan/zitten/lopen.
In beroep heeft eiser nog een ongedateerde diagnosestelling van een hernia L4-L5 overgelegd. Eisers naam ontbreekt evenwel op de diagnosestelling en evenmin staat vermeld door wie de diagnosestelling is gesteld. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het een recente diagnose is uit 2024. Voor zover aangenomen kan worden dat deze diagnosestelling betrekking heeft op eiser, ziet deze diagnose niet op de datum in geding. Zoals ter zitting door het college is aangegeven kan eiser bij een gewijzigde medische situatie een nieuw verzoek indienen tot ontheffing van de arbeidsinschakeling en tegenprestatie.
5. Eiser stelt verder dat het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door na te laten een plan van aanpak in de zin van artikel 44a van de Pw op te stellen.
5.1.
In het verweerschrift van 28 mei 2024 heeft het college erop gewezen dat artikel 44a van de Pw geldt voor mensen jonger dan 27 jaar. Vaststaat dat eiser ouder is dan 27 jaar. De beroepsgrond slaagt reeds daarom niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
Artikel 9 van de Participatiewet
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
2 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
3. Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder van hen.
4. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.
5 De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
6 De belanghebbende is verplicht zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
7 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid.
Artikel 5 van de Beleidsregel Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling 2015
Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling in individuele gevallen
1. Het college kan in individuele gevallen tijdelijk een volledige of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling. Dat kan als het college daarvoor dringende redenen aanwezig acht (artikel 9, tweede en/of vierde lid of artikel 37a, eerste lid van de IOAW en IOAZ). Het college kan in ieder geval een ontheffing van de arbeidsplicht verlenen aan:
a. Een alleenstaande ouder met een zorgtaak voor een zorgtaak met een kind jonger dan 12 jaar. Dit kan als passende kinderopvang ontbreekt of voor het realiseren van voldoende scholing voor de toekomstige zelfstandigheid van de betrokkene. Op basis van de belastbaarheid stelt het college de omvang van de resterende arbeidsplicht vast.
b. Een uitkeringsgerechtigde die noodzakelijke en niet uitstelbare mantelzorg verricht voor een zorgbehoevend gezinslid voor ten minste tien uur per week. Voor de duur van de volledige ontheffing kan het college een advies vragen van een onafhankelijke externe deskundige;
c. Een uitkeringsgerechtigde met ernstige medische of sociale belemmeringen die door een onafhankelijke externe deskundige zijn vastgesteld. Het college kan een ontheffing van de arbeidsplicht verlenen voor de mate en duur zoals opgegeven in het advies.
2. Bij ontheffing van de arbeidsplicht blijft de re-integratieplicht van toepassing.
3. Voor een persoon tot 27 jaar geldt de verplichting mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een Plan van Aanpak. Het college kan als zij dringende redenen aanwezig acht een ontheffing geven van deze verplichting.
4. Het college verleent een individuele ontheffing van een of meer verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 3 tot het eerstvolgende heronderzoek tenzij anders is aangegeven. Deze ontheffing is echter nooit meer dan 2 jaar, tenzij het gaat om volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 4 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Voetnoten

1.Richtlijn Medische arbeidsongeschiktheidscriterium
2.Beleidsregel Algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 maart 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:532.