ECLI:NL:RBDHA:2024:18883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
NL24.10255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een Oekraïense asielzoeker

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiseres, een Oekraïense asielzoeker, was opgelegd. Eiseres had aan de grens asiel aangevraagd en kreeg een maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende tijd heeft gekregen om het asielverzoek te onderzoeken en dat eiseres in de grensprocedure terecht is geplaatst. De rechtbank oordeelt dat het feit dat eiseres de Oekraïense nationaliteit heeft, niet betekent dat er geen onderzoek naar haar identiteit en omstandigheden mag plaatsvinden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de maatregel niet onrechtmatig was en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verweerder om een redelijke termijn te krijgen voor het onderzoeken van asielverzoeken en bevestigt de geldigheid van de grensprocedure in dit geval.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10255

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Verweerder heeft de maatregel opgeheven op 11 maart 2024.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is ook een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak schriftelijk af te doen. Eiseres heeft op 15 maart 2024 gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 17 maart 2024 een verweerschrift ingediend. Op 18 maart 2024 heeft de rechtbank verweerder om een nadere reactie gevraagd. Op 19 maart 2024 heeft verweerder gereageerd. Op 20 maart 2024 heeft eiseres daar een reactie op gegeven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 27 maart 2024.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Oekraïense nationaliteit te hebben en stelt te zijn geboren op [datum] 1990.
Waarover gaat deze uitspraak?
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het beroep is ongegrond. Zij legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
Heeft verweerder ten onrechte de grensprocedure gevolgd?
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in beginsel visumvrij is en dat verweerder haar ten onrechte de toegang heeft geweigerd. Daarbij maakt dat de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] (RTB) ertoe leidt dat eiseres recht heeft op toegang tot Nederland. Verder is eiseres via Roemenië Nederland ingereisd. Dat betekent dat zij zich al in het Schengengebied bevond en zij de Europese Unie niet aan de buitengrens is binnen gekomen. Verweerder heeft daarom ten onrechte een asielprocedure en dus ten onrechte een grensprocedure als grondslag aan de maatregel gelegd. Niet is gebleken of verweerder heeft beoordeeld of eiseres op grond van de RTB recht heeft op verblijf in Nederland.
3.1 De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de uitspraak van 11 juni 2015 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat Roemenië geen onderdeel uitmaakt van het Schengengebied. Dat betekent dat de controle op de luchthaven Schiphol een controle aan de buitengrens is als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2016/399 [3] . De enkele stelling van eiseres dat Roemenië deel uitmaakt van het Schengenacquis en de buitengrenzen van de Europese Unie, zonder nader te onderbouwen dat Roemenië tot de Schengenlanden behoort waarvan de onderdanen niet kunnen worden onderworpen aan controles aan de buitengrens van een lidstaat, brengt de rechtbank in het licht van de hierboven vermelde uitspraak van de Afdeling niet tot een ander oordeel. Dat betekent dat verweerder eiseres aan een grenscontrole heeft mogen onderwerpen. Verder is niet in geschil dat eiseres aan de grens asiel heeft aangevraagd. Gelet op het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Vw heeft verweerder daarom eiseres in grensdetentie mogen plaatsen. De stelling van eiseres dat zij in beginsel visumvrij is en zij op grond van de RTB toegang tot Nederland heeft, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, alleen al omdat dit onverlet laat dat eiseres aan de grens asiel heeft aangevraagd en verweerder deze aanvraag in de grensprocedure mag beoordelen.
3.2 Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder een redelijke termijn moet worden gegund om onderzoek te verrichten naar het asielverzoek van de vreemdeling en of dit verzoek zich leent voor afdoening in de grensprocedure. [4] Onder dat onderzoek valt onder meer dat een vreemdeling dient te worden gehoord over zijn asielverzoek. De vraag of het asielverzoek zich leent voor verdere afdoening in de grensprocedure beantwoordt verweerder in beginsel na het nader gehoor omdat dan alle relevante feiten bekend zijn. Verweerder kan dat echter ook al eerder, namelijk na het aanmeldgehoor doen. [5] Met opheffing van de maatregel op 11 maart 2024, twee dagen na het aanmeldgehoor op 9 maart 2024, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend gehandeld. Het feit dat eiseres de Oekraïense nationaliteit heeft, betekent niet dat verweerder geen onderzoek mag doen naar de identiteit van eiseres en haar omstandigheden. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hem tijd gegeven dient te worden om te onderzoeken of eiseres mogelijk onder de werking van de RTB valt of dat er een bijzondere bepaling van de Richtlijn op eiseres van toepassing is op grond waarvan tijdelijke bescherming kan worden geweigerd. [6] De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn er andere redenen om de maatregel onrechtmatig te achten?
4. Ook ambtshalve is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel onrechtmatig aan eiseres is opgelegd en heeft voortgeduurd tot de opheffing daarvan.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
5.1 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. Rovers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG.
3.Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1451.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4014.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:901.