ECLI:NL:RBDHA:2024:190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
C/09/659279/KG RK 24-3
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], had de wraking ingediend tegen mr. C.G. Meeder, rechter in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het wrakingsverzoek volgde op een afwijzing van een uitstelverzoek door de rechter, welke beslissing door verzoeker als onterecht werd ervaren. Verzoeker stelde dat er sprake was van misbruik van betrokken rechters en dat de rechter ongeschikt was om te oordelen in de zaak.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden indien er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was de afwijzing van het uitstelverzoek een procedurele beslissing en kon deze niet dienen als grond voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet toewijsbaar was, omdat het enkel was ingediend om de procedure te vertragen. De wrakingskamer heeft bovendien bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De wrakingskamer heeft de procesgang in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/124
zaak- /rekestnummer: C/09/659279 / KG RK 24-3
Beslissing van 10 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.G. Meeder,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 december 2023.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 22/3170 tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
2.2.
Het verzoek is per e-mail ingediend en de inhoud van die e-mail luidt, voor zover van belang voor de beoordeling van het wrakingsverzoek, als volgt:
“In deze zaken een misbruik van betrokken rechters zichtbaar is. (…)
(…)
Ik beroep op de artikel wraking in beide rechtszaken in komend tijd in december van 2023. Omdat de betrokken rechters blijkbaar ongeschikt zijn om te beoordelen.
Ik moet in de zitting van de wraking aanwezig zijn om geldige zitting te worden.”

3.De beoordeling

3.1.
Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt dat verzoeker de rechtbank heeft verzocht om de in deze zaak op 22 december 2023 bepaalde mondelinge behandeling uit te stellen. Dit verzoek is bij brief van 16 november 2023 door de rechtbank afgewezen. Bij e-mail van 23 november 2023 heeft verzoeker op deze afwijzing gereageerd. Op 29 november 2023 heeft verzoeker vervolgens per e-mail een klacht ingediend bij de klachtencoördinator van deze rechtbank. De klachtencoördinator heeft verzoeker op 30 november 2023 laten weten niet te zullen reageren op deze klacht, omdat het hier gaat over een rechterlijke beslissing. Vervolgens heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend op 15 december 2023.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
Naar de wrakingskamer uit het wrakingsverzoek, in combinatie met de bij het wrakingsverzoek meegestuurde en hierboven in 3.1. genoemde correspondentie, begrijpt, wil verzoeker de rechter wraken omdat zijn verzoek om uitstel van de zitting is afgewezen.
3.4.
Een beslissing op een uitstelverzoek is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
Het verzoek tot uitstel van de zitting van verzoeker is door de rechter niet gehonoreerd. Door indiening van het wrakingsverzoek met als enige grond dat geen uitstel is verleend en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure heeft verzoeker echter bewerkstelligd dat zijn zitting alsnog is uitgesteld, ondanks de andersluidende beslissing van de rechter. De wrakingskamer oordeelt daarom dat verzoeker het middel van wraking uitsluitend heeft gebruikt om de procedure te vertragen. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, M. Kramer en A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.