ECLI:NL:RBDHA:2024:190
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 10 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], had de wraking ingediend tegen mr. C.G. Meeder, rechter in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het wrakingsverzoek volgde op een afwijzing van een uitstelverzoek door de rechter, welke beslissing door verzoeker als onterecht werd ervaren. Verzoeker stelde dat er sprake was van misbruik van betrokken rechters en dat de rechter ongeschikt was om te oordelen in de zaak.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden indien er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was de afwijzing van het uitstelverzoek een procedurele beslissing en kon deze niet dienen als grond voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet toewijsbaar was, omdat het enkel was ingediend om de procedure te vertragen. De wrakingskamer heeft bovendien bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De wrakingskamer heeft de procesgang in de hoofdzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.