ECLI:NL:RBDHA:2024:19137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
NL24.25677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en geboortedatum van Eritrese eiser

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Eritrese asielzoeker, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 31 mei 2024, waarin zijn asielaanvraag werd ingewilligd. Eiser had op 25 april 2023 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij als geboortedatum [datum 1] 2008 had opgegeven. De minister heeft echter de geboortedatum aangepast naar [datum 2] 2004, gebaseerd op informatie uit Italië, waar eiser geregistreerd staat met deze geboortedatum. Eiser betwist deze aanpassing en stelt dat hij daadwerkelijk op [datum 1] 2008 is geboren. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 behandeld en vastgesteld dat er twijfel bestaat over de opgegeven geboortedatum. De rechtbank oordeelt dat de minister niet zonder nader onderzoek mag uitgaan van de juistheid van de leeftijdsregistratie in Italië. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van de minister voor vernietiging in aanmerking komt, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de minister het motiveringsgebrek in het verweerschrift heeft hersteld. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J. Riesebos),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 31 mei 2024. Met dat besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag van 25 april 2023 ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van de geboortedatum van eiser.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 in Breda op zitting behandeld, tegelijkertijd met de behandeling van het beroep tegen een besluit van het COA [1] onder zaaknummer AWB 24/7865. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als voogd van [stichting] , [naam 2] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt van Eritrese nationaliteit te zijn. Op 25 april 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft bij zijn aanvraag als geboortedatum [datum 1] 2008 opgegeven.
3. Bij het aanmeldgehoor is eiser meegedeeld dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en dat er verder onderzoek naar de leeftijd zal plaatsvinden. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat eiser in Italië geregistreerd staat met geboortedatum [datum 2] 2004. Verweerder heeft eiser op 2 augustus 2023 bericht dat zijn geboortedatum ook in Nederland is aangepast naar [datum 2] 2004.
4. Op 31 mei 2024 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel toegekend, geldig van 25 april 2023 tot 25 april 2028. In dat besluit heeft verweerder als geboortedatum van eiser opgenomen: [datum 2] 2004.
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de geboortedatum van eiser terecht heeft vastgesteld op [datum 2] 2004. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Beroepsgronden
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum. Hij stelt dat hij is geboren op de datum die hij tegenover de vreemdelingenpolitie en tijdens het aanmeldgehoor heeft genoemd: [datum 1] 2008. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder heeft beslist in strijd met WI [2] 2023/6, en met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verweerder heeft volgens eiser niet gemotiveerd waarom is getwijfeld aan de door hem gestelde minderjarige leeftijd en heeft ook niet zonder meer mogen uitgaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum.
Ontvankelijkheid
7. De rechtbank beoordeelt eerst (ambtshalve) de ontvankelijkheid van het beroep en – in dat verband – of eiser procesbelang heeft, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Er bestaat procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de Afdeling [3] van 17 september 2003 [4] volgt namelijk dat een vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Dit vindt ook steun in de rechtspraak van de Afdeling dat de beoordeling van de redenen voor asielbescherming alleen kan plaatsvinden tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. [5] Eisers leeftijd kan daarnaast van belang zijn bij een eventueel verzoek om nareis van familieleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
8. Het beroep is ontvankelijk.
9. De rechtbank beoordeelt het beroep inhoudelijk.
Twijfel over de door eiser opgegeven leeftijd
10. In WI 2023/6 is uiteengezet hoe verweerder handelt bij twijfel aan een opgegeven leeftijd. Vermeld is (paragraaf 2.1) dat iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling, die zijn gestelde minderjarigheid niet kan aantonen met bewijsmiddelen, bij binnenkomst wordt geschouwd door de AVIM [6] of de KMar [7] . Daarnaast rapporteert de medewerker van het aanmeldgehoor welk gedrag is waargenomen, en neemt deze ook uiterlijke/lichamelijke kenmerken op in het rapport van gehoor. Als er sprake is van twijfel of afwijkende conclusies wordt verder onderzoek gedaan naar de leeftijd. Dit onderzoek kan bestaan uit onderzoek in een andere lidstaat en/of een medisch leeftijdsonderzoek.
11. Uit het rapport van het aanmeldgehoor blijkt dat de gehoormedewerker heeft geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. De AVIM heeft bij haar schouw echter geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. Er was dus sprake van afwijkende conclusies. De gehoormedewerker heeft tijdens het aanmeldgehoor meegedeeld dat er verder onderzoek naar de leeftijd zal plaatsvinden. Verweerder heeft vervolgens informatie ingewonnen bij de Italiaanse autoriteiten op grond van artikel 34 van de Dublinverordening. [8] Daaruit is gebleken dat eiser in Italië is geregistreerd met de geboortedatum [datum 2] 2004.
Heeft verweerder de juiste geboortedatum geregistreerd?
12. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ervan uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden, en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de registratie aldaar niet juist is.
13. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2024 [9] – anders dan voorheen – geoordeeld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de EU-lidstaten in het Unierecht van fundamenteel belang is, maar dat het niet van toepassing is als verweerder bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling de leeftijdsregistratie in een andere EUlidstaat betrekt. Verweerder mag dus niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de geregistreerde leeftijd van eiser in Italië. Dit betekent niet dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van een vreemdeling zal moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Daarbij zal verweerder steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij zo mogelijk moeten toelichten waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Verweerder zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn.
14. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van de Afdeling. Dat betekent dat verweerder niet zonder nader onderzoek heeft mogen uitgaan van de juistheid van de leeftijdsregistratie van eiser in Italië.
15. Het beroep van eiser op het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel slaagt. Het bestreden besluit komt reeds daarom voor vernietiging in aanmerking en het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank zal hierna beoordelen welke consequenties aan de gegrondverklaring van het beroep moeten worden verbonden.
Welke relevante feiten en omstandigheden moeten worden meegewogen bij de leeftijdsbepaling?
16. Vast staat dat eiser zich in Nederland heeft gemeld met de geboortedatum [datum 1] 2008. Deze geboortedatum is (omgerekend naar Ge’ez kalender) ook vermeld op een door eiser overgelegde foto van een doopakte. Vast staat ook dat eiser geen originele identificerende documenten heeft overgelegd waaruit zijn geboortedatum blijkt en dat eiser ook geen leeftijdsonderzoek heeft laten verrichten. Bij het aanmeldgehoor heeft de gehoormedewerker geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Dat zou aansluiten bij de door eiser opgegeven geboortedatum van [datum 1] 2008.
17. Daar staat tegenover dat eiser in Italië is geregistreerd met de geboortedatum [datum 2] 2004, wat zou betekenen dat hij ten tijde van zijn asielaanvraag meerderjarig was, en dat de AVIM heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat aan de door eiser opgegeven minderjarige leeftijd. In het proces-verbaal van verhoor van de AVIM van 25 april 2023 is die twijfel inzichtelijk gemotiveerd: eiser heeft een duidelijk zichtbare ademsappel, heeft stoppels, een baardje en een snor en heeft fronsen op zijn voorhoofd. Verder is opgemerkt dat het gedrag en de houding van eiser niet overeenkomen met de opgegeven leeftijd. Verweerder heeft in die twijfel aanleiding mogen zien voor nader onderzoek en om met toepassing van artikel 34 van de Dublinverordening inlichtingen in te winnen bij de Italiaanse autoriteiten.
Afweging
18. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat de Italiaanse autoriteiten de geboortedatum [datum 2] 2004 hebben geregistreerd nadat eiser deze zelf heeft opgegeven bij het indienen van zijn aanvraag aldaar. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij deze geboortedatum heeft opgegeven bij aankomst op Lampedusa, maar heeft daarbij toegelicht dat hij niet wist dat hij op dat moment al in Italië was. Niet valt in te zien waarom eiser buiten Italië een andere geboortedatum zou opgeven dan in Italië, en de rechtbank ziet daarin dan ook geen plausibele verklaring voor het opgeven van een afwijkende geboortedatum. Verweerder heeft om die reden gewicht mogen toekennen aan de leeftijdsregistratie in Italië. Verweerder heeft verder toegelicht dat de overgelegde doopakte de geboortedatum niet aannemelijk maakt, omdat een doopakte geen identificerend document is aangezien deze niet officieel is uitgegeven en geen foto bevat. Verweerder heeft tot slot in het verweerschrift opgemerkt dat de verklaringen van eiser ook twijfel oproepen over de opgegeven geboortedatum. Verweerder heeft opgemerkt dat, uitgaand van de opgegeven geboortedatum, eiser op zijn verjaardag ([datum 1] 2023) is gehoord. Uit het rapport van het aanmeldgehoor blijkt dat dit is benoemd en dat eiser zich niet ervan bewust was dat hij jarig was. Daarna heeft hij verklaard dat hij vijftien jaar en nog wat maanden oud is, dit terwijl hij op de dag van het gehoor exact vijftien jaar oud was. Verweerder heeft ook gewezen op de verklaring van eiser dat hij in 2013 voor het eerst naar school ging en toen zeven of acht jaar oud was, vier jaar naar school is geweest, een jaar is gestopt en dat hij definitief is gestopt toen hij Eritrea verliet, toen hij twaalf of dertien jaar oud was in 2020 of 2021. Verweerder heeft opgemerkt dat dit niet overeenkomt met hetgeen eiser tijdens het verhoor bij de AVIM heeft verklaard en evenmin met de leeftijden die eiser op de genoemde data had, indien wordt uitgegaan van de opgegeven geboortedatum [datum 1] 2008.
19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het verweerschrift voldoende heeft gemotiveerd dat de twijfel over de opgegeven minderjarige leeftijd of geboortedatum gerechtvaardigd was. Verweerder heeft onder de gegeven omstandigheden doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan de in Italië geregistreerde geboortedatum [datum 2] 2004 en heeft de in Nederland geregistreerde geboortedatum op goede gronden aangepast naar [datum 2] 2004.
20. Op 27 september 2024 heeft eiser nog aanvullende informatie ingebracht, waaruit blijkt dat de [gemeente] eiser heeft opgenomen in de BRP [10] met de door hem opgegeven geboortedatum [datum 1] 2008 en dat aan hem ook een BSN [11] is toegekend. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat hij per brief van 27 juni 2024 aan de gemeente heeft laten weten dat eiser met geboortedatum [datum 2] 2004 bij verweerder is geregistreerd. Uit navraag is verweerder gebleken dat eiser desondanks met de geboortedatum [datum 1] 2008 is geregistreerd in de BRP en dat dit is geschied op basis van een door eiser afgelegde verklaring onder ede. Verweerder stelt dat hij een terugmelding heeft gedaan op grond van artikel 2.34, eerste lid, van de Wet BRP omdat hij gerede twijfel heeft aan de juistheid van de in de BRP geregistreerde geboortedatum. Ter zitting heeft verweerder opgemerkt dat de gemeente heeft laten weten dat zij de geregistreerde geboortedatum in de BRP aanpast wanneer de geboortedatum [datum 2] 2004 in rechte vaststaat. Dat betekent dat aan de inschrijving in de BRP hangende deze beroepsprocedure geen zwaar gewicht kan worden toegekend.

Conclusie en gevolgen

21. Zoals hiervoor al is overwogen, is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. Omdat verweerder het geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in het verweerschrift heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk. Dat betekent dat verweerder in het bestreden besluit terecht de geboortedatum [datum 2] 2004 heeft opgenomen.
22. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 31 mei 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
2.Werkinstructie.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
6.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
7.Koninklijke Marechaussee.
8.Verordening nr. (EU) 604/2013.
10.Basisregistratie Personen.
11.Burgerservicenummer.