8.2.De rechtbank is daarom van oordeel dat de minister in het besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat eiseres persoonlijk na overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister de belangen van de kinderen voldoende bij het besluit betrokken?
9. Eiseres wijst erop dat in het besluit is overwogen dat er een belangenafweging is gemaakt, waarbij de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet tot een dusdanig onevenredig nadeel leiden dat zij moet worden opgenomen in de nationale procedure in Nederland. Die belangenafweging is echter niet inzichtelijk gemaakt in het besluit. Daardoor is niet duidelijk op welke wijze de belangen van eiseres en haar kinderen zijn gewogen, zoals bedoeld in artikel 3 van het IVRK.Dit leidt tot een onvoldoende gemotiveerde belangenafweging en ook tot onzorgvuldige besluitvorming. Eiseres concludeert dat Nederland de behandeling van haar asielaanvraag aan zich moet trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Dat later nog een aanvullend besluit is genomen, maakt dat volgens eiseres niet anders. Daarmee zijn de belangen van de kinderen alsnog geen eerste overweging geweest.
10. De minister heeft in het besluit van 9 oktober 2024 overwogen dat de waarborgen die voortkomen uit het IVRK, opgenomen zijn in de Dublinverordening. Volgens de minister is een belangenafweging gemaakt, waaruit blijkt dat de overdracht aan Duitsland niet zal leiden tot een dusdanig onevenredig nadeel voor eiseres dat zij moet worden opgenomen in de nationale procedure. De medische klachten van eiseres’ kind maken dat niet anders, omdat geen medische stukken zijn overgelegd. Er zijn ook geen aanwijzingen dat Nederland het meest geschikte land is om eiseres dan wel haar kinderen te behandelen. De minister heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat in eiseres haar geval geen sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
11. De minister heeft een aanvullend besluit genomen op 12 november 2024. Daarin heeft de minister overwogen dat rekening is gehouden met de factoren zoals genoemd in artikel 6, derde lid, van de Dublinverordening en het Informatiebericht (IB) 2022/77. De situatie van eiseres’ minderjarige kinderen is volgens de minister onlosmakelijk verbonden met haar eigen situatie. Daarom valt de situatie van de minderjarige kinderen in beginsel onder de verantwoordelijkheid van Duitsland. Dit moet wel in het belang van het kind zijn, maar de minister heeft overwogen dat het in principe altijd in het belang van de minderjarige is om bij diens ouder te blijven. Eiseres heeft daarnaast de gelegenheid gehad om relevante factoren die betrekking hebben op haar kinderen naar voren te brengen. Dat ligt ook op haar weg als ouder van haar kinderen. Eiseres heeft echter alleen verklaard dat haar jongste kind medische problemen heeft en dat zij daarvan medische documenten heeft. De medische situatie is echter niet onderbouwd. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat zij in Duitsland geen toegang tot medische zorg kunnen krijgen of dat haar kinderen in Duitsland niet passend kunnen worden behandeld. Er zijn ook geen aanwijzingen dat Nederland het meest geschikte land is om het kind te behandelen. Eiseres heeft geen andere bezwaren van haarzelf en haar kinderen tegen overdracht aan Duitsland kenbaar gemaakt. Eiseres heeft dus volgens de minister geen omstandigheden naar voren gebracht die ertoe leiden dat het in haar belang en dat van haar kinderen is om in Nederland te blijven en ook is niet gebleken dat eiseres en haar kinderen door overdracht aan Duitsland in een onveilige situatie terecht zullen komen.
12. De rechtbank stelt vast dat de minister met het aanvullende besluit een nadere motivering heeft gegeven. Het aanvullende besluit bevat dus een wijziging van het bestreden besluit. Nu het aanvullende besluit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiseres, is het beroep van eiseres mede gericht tegen dit besluit.De rechtbank zal dit besluit daarom bij de beoordeling betrekken.