In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 november 2024, wordt er geoordeeld over een verzoek van meerdere verzoekers om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat de verzoekers in hun gelijk zijn gesteld zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoekers hebben om vrijstelling van het griffierecht gevraagd, en dit verzoek is door de rechtbank toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeven te betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekers tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op hun aanvraag van 28 augustus 2023, en heeft in een bericht van 6 november 2024 toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekers te betalen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.