Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 6 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn ouders en broers- en zussen. Na het indienen van de aanvraag heeft eiser de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft eerder, op 28 februari 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en de minister een beslistermijn van twintig weken opgelegd, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding. Eiser heeft op 8 oktober 2024 opnieuw beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig een besluit had genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen besluit heeft genomen binnen de gestelde termijn en dat het nieuwe beroep gegrond is. De minister heeft aangevoerd dat er achterstanden zijn bij het beslissen op nareisaanvragen, maar de rechtbank heeft besloten dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een nieuwe dwangsom van € 200 per dag opgelegd bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 en het griffierecht van € 187 moet worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.