ECLI:NL:RBDHA:2024:19408
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was de verweerder in deze procedure. Op 16 januari 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, en op 9 juli 2024 heeft hij de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak is het beroep ingetrokken voordat de rechtbank het onderzoek heeft kunnen sluiten, maar er was procesbelang omdat verzoekster na afloop van de opgelegde termijn opnieuw beroep heeft ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond is en veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 20 november 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.