ECLI:NL:RBDHA:2024:19573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
NL24.9232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische familie

In deze zaak hebben eisers, een Syrische familie, op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was gericht op verblijf als familie- of gezinslid bij hun referent. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie, hebben eisers op 5 maart 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 behandeld, maar de gemachtigde van eisers was niet aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na de sluiting van de zitting.

Op 13 november 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet op tijd heeft beslist en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De minister heeft inmiddels een inwilligende beslissing genomen en is ook de bestuurlijke dwangsom van € 1.442 verschuldigd.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels heeft beslist op de aanvraag. Desondanks heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9232

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer [nummer], eiseres[eiser], V-nummer [nummer], eisermede namens hun (minderjarige) kinderen:

[naam 1],V-nummer [nummer]
[naam 2], V-nummer [nummer]
[naam 3], V-nummer [nummer]
van Syrische nationaliteit,
hierna eisers
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde : mr. M.J.C. van der Woning)

Inleiding

1. Eisers hebben op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] (referent) in het kader van nareis.
1.2
Eisers hebben vervolgens op 5 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. De gemachtigde van eisers is met bericht van verhindering niet verschenen. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek te hervatten en heeft zij het onderzoek heropend.
1.4
Op 13 november 2024 heeft de minister alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
1.5
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eisers overgelegde gegevens hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarde voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de minister niet op tijd heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken, dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep is terecht ingediend.
4. Inmiddels heeft de minister een inwilligende beslissing genomen en bevestigd dat hij de bestuurlijke dwangsom van € 1.442 verschuldigd is.
5. De minister heeft dus gedaan wat eisers wilden toen zij het beroep instelden. De minister heeft inmiddels namelijk beslist op de aanvraag. De rechtbank hoeft dit niet meer aan de minister op te dragen. De minister is ook met het uitbetalen van de maximale bestuurlijke dwangsom volledig aan het beroep tegemoetgekomen, zodat eisers geen procesbelang meer hebben. Omdat eisers het beroep niet hebben ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk maar eisers hebben het beroep wel terecht ingesteld. De rechtbank veroordeelt daarom de minister in door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor eisers gezamenlijk vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eisers zijn vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft de minister dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Tijnagel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid van deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.