ECLI:NL:RBDHA:2024:19740
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 27 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, geboren in 2004 en van Syrische nationaliteit, heeft op 13 mei 2024 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 15 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank onderzoekt of de minister de asielaanvraag terecht niet in behandeling heeft genomen. De Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. De minister heeft vastgesteld dat eiser op 30 april 2024 in Oostenrijk een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat Oostenrijk het verzoek om terugname op 20 juni 2024 heeft aanvaard. De rechtbank concludeert dat Oostenrijk in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor (indirect) refoulement bij overdracht aan Oostenrijk, omdat het beschermingsbeleid daar fundamenteel verschilt van dat in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat de Oostenrijkse autoriteiten hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een systeemfout in de Oostenrijkse asielprocedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 november 2024.