ECLI:NL:RBDHA:2024:19742
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een vreemdeling wegens ontbreken van procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.B. van den Toorn-Volkers, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting, maar zowel de eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer had. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser sinds de opheffing van zijn bewaring op 25 oktober 2024 geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde en zich ook niet heeft gemeld bij het COA voor opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft laten blijken dat hij nog prijs stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Hierdoor ontbrak het aan een rechtens te beschermen belang bij de beoordeling van het bestreden besluit.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.