Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden. De rechtbank zal daarna nog ambtshalve beoordelen of de minister een terugkeerbesluit aan eiser heeft mogen opleggen.
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel degelijk actie heeft ondernomen naar aanleiding van het voornemen. Hij heeft online een afspraak gemaakt, maar kon niet eerder dan 24 september 2024 terecht bij de IND. Vervolgens werd de afspraak door de IND eenzijdig geannuleerd. Eiser heeft een afschrift van de bevestiging van de afspraak op 24 september 2024 overgelegd, en een e-mail van de huismeester waarin deze verklaart dat eiser de afspraak op 17 september 2024 heeft gemaakt voor 24 september 2024, maar dat de IND deze afspraak op 20 september 2024 heeft geannuleerd.
8. Op 4 maart 2022 heeft de Raad van de EU besloten om de Richtlijn Tijdelijke Bescherming te activeren voor Oekraïense ontheemden. De procedure om onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming te vallen is uiteengezet in WI2022/17. Uit paragraaf 2.1 blijkt dat er bewust voor is gekozen om de procedure anders in te richten dan voor andere asielaanvragen, omdat anders te veel beslag zou worden gelegd op het aanmeldcentrum in Ter Apel en op de IND.
9. In paragraaf 2.1 is verder vermeld dat een vreemdeling die meent onder de bescherming van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming te vallen, zich eerst moet wenden tot de gemeente voor opvang en zich daar kan inschrijven in de BRP. Vervolgens is als tweede stap vermeld dat de inschrijving in de BRP wordt aangemerkt als startdatum van een (zij het onvolledige) asielaanvraag. Vervolgens wordt de vreemdeling uitgenodigd om de asielaanvraag bij de IND te formaliseren, alwaar ook de aanvraag wordt ondertekend.
10. Op grond van artikel 3.108 van het Vbis eiser verplicht om zijn asielaanvraag in persoon in te dienen en te ondertekenen op de door de IND aangewezen plaats.
De buitenbehandelingstelling
11. De rechtbank overweegt dat de minister de bevoegdheid heeft om een aanvraag buiten behandeling te stellen als de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
12. Eiser is met het schriftelijk voornemen van 12 augustus 2024 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te formaliseren en te ondertekenen. In het voornemen is duidelijk (tweetalig) toegelicht hoe eiser dat moet doen: hij moet binnen vier weken langskomen op de IND-locatie in Amsterdam en kan daarvoor online een afspraak maken. Als eiser niet binnen vier weken langs kan komen, moet eiser de IND bellen en uitleggen waarom dat niet mogelijk is. Tot slot is vermeld dat, als eiser niet op tijd bij de IND langskomt, hij geen recht heeft op tijdelijke bescherming en dat de aanvraag zal worden afgesloten.
13. Vaststaat dat eiser niet binnen vier weken na het uitbrengen van het voornemen langs is gekomen bij de IND in Amsterdam om zijn aanvraag te formaliseren en te ondertekenen. Uit de stukken blijkt dat eiser pas op 17 september 2024 online een afspraak heeft ingepland bij de IND in Amsterdam. Dat is meer dan vier weken nadat het voornemen is uitgebracht en een dag nadat het bestreden besluit is genomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij het voornemen pas laat onder ogen heeft gekregen. Hij heeft een verklaring van de huismeester overgelegd, waarin is toegelicht dat de kamergenoot van eiser de brief per ongeluk tussen zijn eigen post heeft gelegd. Eiser stelt dat hij de afspraak heeft gemaakt zodra hij op de hoogte is geraakt van de brief. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij omstreeks 16 of 17 september 2024 op de hoogte moet zijn geraakt van het voornemen van 12 augustus 2024.
14. De rechtbank is van oordeel dat het overschrijden van de gestelde vierwekentermijn niet verschoonbaar is. Dat het voornemen van 12 augustus 2024 per ongeluk tussen de post van eisers kamergenoot is beland, moet voor risico van eiser blijven. Daarbij is in het voornemen heel duidelijk vermeld dat eiser de IND moet bellen als het niet mogelijk is om binnen 4 weken langs te komen. Het had dus op de weg van eiser gelegen om telefonisch contact te zoeken met de IND op het in de brief vermelde telefoonnummer toen hij pas na het verstrijken van de gestelde vierwekentermijn op de hoogte raakte van de brief. Dat heeft eiser niet gedaan. De minister heeft ter zitting nog toegelicht dat een medewerker van de IND nog heeft geprobeerd om telefonisch contact te zoeken met eiser, maar dat eiser niet opnam en dat er ook geen bericht kon worden ingesproken. Daarna is de gemaakte afspraak geannuleerd.
15. Voor zover eiser ter zitting heeft aangevoerd dat hij het voornemen niet heeft kunnen begrijpen omdat het is opgesteld in de Nederlandse taal wordt hij hierin niet gevolgd nu uit pagina 5 tot en met 8 van het voornemen volgt dat het voornemen tevens is opgesteld in de Oekraïense taal.
16. De rechtbank concludeert dat de minister het verzoek om tijdelijke bescherming en de asielaanvraag onder de gegeven omstandigheden terecht buiten behandeling heeft gesteld.
17. De rechtbank ziet zich vervolgens nog voor de vraag gesteld of de minister aan eiser een terugkeerbesluit heeft mogen opleggen.
18. Uit het arrest Ararat van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) van 17 oktober 2024(rechtsoverweging 35) volgt dat de minister verplicht is om het beginsel van non-refoulement in alle fasen van de terugkeerprocedure te eerbiedigen. Het ‘beginsel van non-refoulement’ houdt in dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd.
19. Het terugkeerbesluit houdt voor eiser in dat hij de EU binnen vier weken moet verlaten. Vermeld is tevens dat hij moet terugkeren naar het land waarvan hij de nationaliteit heeft (Oekraïne). De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit geen kenbare motivering bevat met betrekking tot het beginsel van non-refoulement.
20. De minister heeft ter zitting wel een motivering gegeven. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 18 juni 2024, stelt de minister zich op het standpunt dat hij het terugkeerbesluit aan eiser heeft mogen opleggen. In de rechtbankuitspraak is overwogendat het besluit- en vertrekmoratorium die voor Oekraïne van toepassing waren, niet zijn verlengd en dus ten tijde van het besluit niet meer van toepassing waren, en dat het terugkeerbesluit dus kon worden opgelegd. De vraag of eiseres wel of niet kan terugkeren naar haar land van herkomst, is bij uitstek een vraag die beantwoord wordt in een asielprocedure, aldus voornoemde uitspraak (rechtsoverweging 6).
21. De rechtbank volgt het standpunt van de minister niet. In het meer recente arrest Ararat heeft het Hof immers geoordeeld dat de bevoegde autoriteit (lees: de minister) verplicht is om in alle fasen van de terugkeerprocedure, ongeacht de redenen die aan de situatie van illegaal verblijf van de derdelander ten grondslag liggen, het beginsel van non-refoulement dient te eerbiedigen. Volgens het Hof is een nationale regel of praktijk, waarvan de eerbiediging van dit beginsel slechts kan worden onderzocht in het kader van een procedure inzake internationale bescherming, in strijd met artikel 5 van de richtlijn 2008/115, gelezen in samenhang met artikel 19, lid 2, van het Handvest. De rechtbank is van oordeel dat de minister met de enkele verwijzing naar de uitspraak van 18 juni 2024 en het niet verlengd zijn van het besluit- en vertrekmoratorium het terugkeerbesluit niet kenbaar en deugdelijk heeft gemotiveerd met betrekking tot het beginsel van non-refoulement. Immers, personen met de Oekraïense nationaliteit kunnen als ontheemden, en dus vanwege de algemene situatie in Oekraïne, in aanmerking komen voor bescherming met een beroep op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Ter zitting heeft de minister ook bevestigd dat Oekraïners feitelijk niet worden uitgezet. Ook met het argument dat eiser vrijwillig kan terugkeren naar Oekraïne, is het motiveringsgebrek niet geheeld. Eiser is namelijk opgedragen om de EU binnen vier weken te verlaten. En als hij dat niet doet, kan hij worden uitgezet, zo is eiser in het terugkeerbesluit meegedeeld.
22. De rechtbank concludeert dat de minister het terugkeerbesluit niet zonder nader onderzoek aan eiser heeft mogen opleggen. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.