ECLI:NL:RBDHA:2024:1984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
NL23.31984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van vrees voor vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Ethiopische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt Ethiopische nationaliteit te hebben, diende op 10 mei 2023 een asielaanvraag in, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 oktober 2023 werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 24 januari 2024 in Breda, waar zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging vanwege beschuldigingen van het hebben van het 'boze oog' en zijn deelname aan demonstraties in Ethiopië en Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat de problemen die eiser stelt niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser zelf heeft verklaard niet politiek actief te zijn geweest in Ethiopië en dat zijn deelname aan een demonstratie in Nederland niet voldoende is om aan te nemen dat hij in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten staat.

De rechtbank stelt vast dat de informatie in het Ambtsbericht over de capaciteit van de Ethiopische autoriteiten om politieke activiteiten in het buitenland te monitoren, niet door eiser is weerlegd. Eiser heeft geen concrete bewijsstukken over de arrestatie van zijn vader of over de beschuldigingen die tegen hem zijn geuit. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vreest voor vervolging en dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser moet terugkeren naar Ethiopië en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31984

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt de Ethiopische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [Geboortedatum]. Hij heeft op 10 mei 2023 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 9 oktober 2023 (het bestreden besluit) afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De uitkomst hiervan is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van verweerder in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij te vrezen heeft, omdat hij beschuldigd wordt van het hebben van het boze oog. Daarnaast staat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten vanwege het deelnemen aan demonstraties in Ethiopië en een demonstratie in Nederland. De demonstraties in Ethiopië vonden plaats vanwege de moord op Hachalu, een bekende Oromo-zanger in Ethiopië.
5. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. De problemen vanwege een (toegedicht) boos oog worden niet geloofwaardig geacht. Ook worden de problemen vanwege de demonstraties in Ethiopië niet geloofwaardig geacht, nu eiser zelf heeft verklaard niet met politiek bezig te zijn geweest in Ethiopië. Hoewel gevolgd wordt dat eiser aanwezig was bij een demonstratie in Nederland en dat eiser te zien is op een video-opname van Oromia Media Network (OMN), wordt niet geloofwaardig geacht dat hij hierdoor in de negatieve belangstelling is komen te staan van de autoriteiten van Ethiopië en dat zijn vader door zijn deelname is gearresteerd. Eiser heeft bij de demonstratie namelijk geen significante kritiek geuit en uit het Ambtsbericht Ethiopië [1] blijkt dat de autoriteiten niet de capaciteit en middelen hebben om de activiteiten van opposanten in het buitenland te controleren. Ook heeft eiser geen concrete informatie gegeven over de arrestatie van zijn vader of over de inspanningen die hij heeft verricht om deze informatie te verkrijgen.
6. Eiser voert in beroep aan dat in het rapport van Human Rights Watch (HRW) wordt vermeld dat er conflicten zijn in het Westen van Oromia en daar ernstige schendingen van mensenrechten plaatsvinden. Daarnaast is het arrest van het Hof van 21 september 2023 [2] onvoldoende meegewogen. Daaruit volgt namelijk dat het voldoende is dat de negatieve belangstelling kan worden gewekt om een gegronde vrees voor vervolging aannemelijk te maken. Eiser heeft aangetoond dat hij zichtbaar is op videobeelden van een demonstratie, waarbij de beelden zijn gedeeld in een nieuwsuitzending en op facebook zijn geplaatst. Er had dan ook een nieuw voornemen moeten worden uitgebracht. Door zijn deelname aan de demonstratie heeft hij de negatieve belangstelling van de autoriteiten in Ethiopië kunnen wekken. Het Ambtsbericht Ethiopië is gebaseerd op vertrouwelijke broninformatie die niet bevestigd is. Verweerder had eiser daarom het voordeel van de twijfel moeten geven. Bovendien is ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende informatie heeft verstrekt over de arrestatie van zijn vader. Er is namelijk sprake van vergaande bevoegdheden van de autoriteiten van Ethiopië en de aanleiding van de arrestaties en de verblijfplaats van arrestanten worden niet kenbaar gemaakt. Hiervoor verwijst eiser naar het Bertelsman Stiftung landenrapport van 23 februari 2022. Tot slot zal eiser ook vanwege zijn leeftijd, omdat hij behoort tot de Oromo bevolkingsgroep en vanwege de beschuldigingen van het boze oog in de aandacht komen van de autoriteiten en de plaatselijke bevolking en daardoor risico lopen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen verweerders beoordeling dat het relaas over de problemen vanwege het boze oog ongeloofwaardig is. Datzelfde geldt voor verweerders beoordeling van de ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen door het deelnemen aan demonstraties in Ethiopië. Het geschil ziet op de vraag of eiser te vrezen heeft voor vervolging, omdat hij vanwege zijn deelname aan een demonstratie in Nederland, die op 16 december 2022 plaatsvond in Den Haag (en die is vastgelegd op videobeelden), in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Ethiopische autoriteiten.
8. Een ambtsbericht is een deskundigenadvies. Verweerder mag daarom uitgaan van de juistheid van de daarin opgenomen informatie. Dat is anders als een vreemdeling concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren brengt. [3]
9. Verweerder is afgegaan op de informatie in het Ambtsbericht dat de Ethiopische autoriteiten onvoldoende capaciteit en middelen hebben om politieke activiteiten in het buitenland te controleren. [4] Eiser heeft daartegen ingebracht dat deze informatie genuanceerd moet worden. Het Ambtsbericht put uit vertrouwelijke bronnen die niet zijn bevestigd door openbare bronnen. Eiser merkt verder op dat monitoring van de demonstratie in Nederland niet alleen vanuit de ambassade van Ethiopië kon plaatsvinden, maar ook in Ethiopië vanwege de uitzending van OMN.
10. De rechtbank is van oordeel dat eisers stellingen geen aanknopingspunten bieden voor twijfel aan het Ambtsbericht. Dat de aangehaalde informatie is ontleend aan vertrouwelijke bronnen, die niet konden worden geverifieerd door openbare bronnen, doet aan de betekenis ervan niet af. Het gaat namelijk niet om één bron, maar om ‘veel vertrouwelijke bronnen’. [5] Daarbij komt dat eiser geen stukken heeft ingebracht waaruit blijkt dat de Ethiopische autoriteiten er wel in slagen om politieke activiteiten in het buitenland te monitoren.
11. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat eiser geen significante rol heeft gespeeld tijdens de demonstratie: eiser heeft zelf verklaard dat hij daarbij slechts aanwezig was, het meelopen in de demonstratie had voor hem geen politieke betekenis en hij wilde niet herkend worden. [6] De OMN videobeelden van de demonstratie geven het beeld van een grote groep mensen. Dat eiser daarop is te zien, betekent nog niet dat hij
opvallendaanwezig was. Daarom slaagt ook het beroep op het arrest van het Hof van 21 september 2023 niet. Immers, daarin is bepaald dat bij het beoordelen of er een gegronde vrees voor vervolging is, rekening moet worden gehouden met de vraag of de politieke overtuiging de negatieve belangstelling van de autoriteiten heeft gewekt of kan wekken.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat of kan komen te staan van de autoriteiten van Ethiopië. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over de arrestatie van zijn vader onvoldoende concreet en niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft immers niet kunnen verklaren wie verantwoordelijk was voor de arrestatie of waarvan hij precies wordt beschuldigd. De stelling dat eiser bij terugkeer wel in de belangstelling komt te staan vanwege het toegedichte boze oog leidt niet tot een ander oordeel, nu de beschuldigingen van het boze oog niet geloofwaardig zijn geacht en daartegen geen gronden zijn gericht.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser moet terugkeren naar Ethiopië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van november 2022.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023 in de zaak C-151/22 (S en A tegen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie).
3.Zie voor dit oordeel ook vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, overweging 3.
4.Dit is terug te vinden in het Ambtsbericht onder 3.3.1.
5.Pagina 65 van het Ambtsbericht.
6.Pagina 18 van het rapport van nader gehoor.