ECLI:NL:RBDHA:2024:19867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
NL24.3135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-tijdig beslissen in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de minister van Asiel en Migratie, op haar aanvraag. Eiseres had op 12 juni 2024 een besluit ontvangen, maar het beroep was ingesteld omdat verweerder niet binnen de wettelijke termijn had beslist. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, en daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.3135
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Hassan), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.
Op 12 juni 2024 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3 Dat is wat eiseres heeft gedaan.
3. Het beroep van eiseres is echter kennelijk niet-ontvankelijk. Eiseres wilde met haar beroep namelijk bereiken dat verweerder zou beslissen op haar aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiseres geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over haar beroep. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit (artikel 6:20, derde lid, van de Awb). Omdat verweerder inwilligend op de aanvraag van eiseres heeft beslist en eiseres geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd, gaat de
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
rechtbank ervan uit dat geheel aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen. Dit betekent dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit.
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiseres vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bestreden besluit van 12 juni 2024 is namelijk te laat genomen. Eiseres heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht beroep ingesteld. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.4
5. De rechtbank stelt de proceskosten die verweerder moet betalen vast op € 437,50. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
4 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 augustus 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.